Klas 2 week 45 les 1

                    Lesdoelen (buts) 


Je leert woorden die te maken hebben met dieren en familieleden

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar  Naslag - Arrêt Chapitre 2
Voca & Phrases-clés E
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                    Lesdoelen (buts) 


Je leert woorden die te maken hebben met dieren en familieleden

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar  Naslag - Arrêt Chapitre 2
Voca & Phrases-clés E
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Slide

Weektaak


Weektaak vorige week afgerond?
Deze week genoteerd in planagenda?

                                                                  
                                                      

Slide 2 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik de regelmatige werkwoorden op -er herhaald
- Heb ik de onregelmatige werkwoorden avoir - être - aller - faire herhaald & futur proche & ontkenning
ter voorbereiding op de toets van volgende week



Slide 3 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Herhalen van de regelmatige werkwoorden op -er

Herhalen van de ontkenning en de futur proche

Herhalen van de onregelmatige werkwoorden 
avoir - être - aller - faire

Slide 4 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 5 - Slide

Plaats van 'ne' /'n'  en 'pas'
De plaats van 'ne' / 'n'  is vóór de persoonvorm, ook als er meer dan  1 werkwoordsvorm in de zin staat.
De plaats van 'pas' is achter de persoonsvorm, ook als er meer dan 1 werkwoordsvorm in de zin staat.

Slide 6 - Slide

Wat is de persoonsvorm en hoe vind ik die?
De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert in de zin. Er zijn meerdere hulpmiddelen om de persoonsvorm te vinden:
  • De persoonsvorm is bijna altijd het eerste werkwoord in een zin. 
  • Voor een werkwoord staat altijd een onerwerp (je, tu, il , elle, nous, vous, ils, elles, Karel, Simone)

Slide 7 - Slide

FUTUR PROCHE

Slide 8 - Slide

Zet de zin in de futur proche
Tu écoutes

Slide 9 - Open question

Zet de zin in de futur proche
Vous regardez

Slide 10 - Open question

Zet de zin in de futur proche
Ils habitent

Slide 11 - Open question

Zet de zin in de futur proche
Elle mange une glace

Slide 12 - Open question

Werkwoorden vervoegen
1. Wat moet je doen? Invullen werkblad 
2. Hoe moet je dat aanpakken? Invullen + nakijken
3. Hulp, bij wie en waar? Bij docent
4. Tijd, hoeveel krijg je? Tot 5 minuten voor het eind van de les
5. Uitkomst, wat doen we ermee? Toepassen bij de toets
6. Klaar, wat ga je doen? Weektaak maken/leren
KIJK OOK BIJ STUDIEVAARDIGHEDEN: EXTRA UITLEG/OEFENEN

Slide 13 - Slide

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 14 - Slide

Gekoppeld Daltonuur
* Je blijft op jouw plaats zitten en gaat met de weektaak Frans aan de slag
* Heb je een vraag: stel deze aan jouw klasgenoot naast je 
* Weet jouw klasgenoot naast je het antwoord ook niet, vraag de docent.
* 1 leerling bij de docent, blijf op jouw plaats wachten
* Klaar met de weektaak? Kom langs bij de docent

Slide 15 - Slide

Evaluatie/reflectie les
Klassikaal door docent:
* Zijn er nog vragen?
* Wat ging goed/wat kan beter?
Leerdoelen behaald?
* LessonUp/lesopdracht nog niet (helemaal) afgerond? Noteer dit in jouw agenda/planner en/of kom langs in een Daltonuur 

Slide 16 - Slide