Les 5: Hst 2 Leerbrief Crisis - Ruilen

Module 1, Hoofdstuk 2:
Van ruilen komt geen huilen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Module 1, Hoofdstuk 2:
Van ruilen komt geen huilen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen waarom en wanneer we ruilen
  • Je kunt uitleggen wat specialiseren is (en dat je daarvoor moet kunnen ruilen)

Slide 2 - Slide

Beschrijf wat je ziet
Vorige les

Slide 3 - Slide

Budgetlijn - Hoe verschuift die?
  • Tip: teken de antwoorden in een grafiek. Budget € 40, prijzen broodjes € 4 en water € 2.
  • Wat gebeurt er met de budgetlijn als de prijzen dalen met hetzelfde bedrag, bv. met 1 euro? 
  • Wat gebeurt er met de lijn als de prijzen dalen met hetzelfde percentage, bv. met 50%? 
  • Eerst zelfstandig, dan antwoorden vergelijken in tweetallen

Slide 4 - Slide

Wat is welvaart?
Schrijf 3 minuten alles op waar je aan denkt bij welvaart

Slide 5 - Slide

Welvaart bij economie
De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien (met de beperkte middelen die we hebben)
Als we in meer behoeften kunnen voorzien > hogere 'welvaart'
  • Hoe meer we produceren, hoe beter het met ons gaat?
  • Brede welvaart, welvaart in ruime zin, welzijn > zegt meer over ons geluk?


Slide 6 - Slide

Ruilen
Welvaart > hoger als we in meer behoeften kunnen voorzien.
Als je veel van iets hebt, wil je een deel daarvan ruilen om ook in 
een andere behoefte te voorzien.

In je groepje:
  • Wat is iets dat je graag zou willen hebben?
  • Wat heb je zelf genoeg van, dat je het wel wil ruilen?
  • Ruilverhouding?

Slide 7 - Slide

Ruilen
Welvaart > hoger als we in meer behoeften kunnen voorzien.
Als je veel van iets hebt, wil je een deel daarvan ruilen om ook in 
een andere behoefte te voorzien.

Wanneer ontstaat er een ruil?
  • Wederzijds voordeel (afhankelijk van ruilverhouding)
  • De transactiekosten zijn lager dan het voordeel van de ruil 

Slide 8 - Slide

Eigendomsrecht
Je kan alleen iets ruilen als je er eigenaar van bent.
Hoe weten we dat je de eigenaar bent?
Van een schooltas, jullie huis, een geschreven verhaal, een uitvinding?
  • Kassabon
  • Koopakte (door de notaris opgesteld)
  • Auteursrecht (automatisch op alles wat je schrijft)
  • Patent/octrooi (aanvragen voor een nieuwe uitvinding)
  • Laatste twee > intellectuele eigendomsrechten

Slide 9 - Slide

Transactiekosten
Kosten die gemaakt worden om een ruil (soms met een contract) tot stand te brengen.
  • 'Kosten' zijn niet alleen euro's, bv. ook moeite die je moet doen, tijd die het kost
  • Instituties zijn organisaties die een ruil vergemakkelijken, die dus de transactiekosten verlagen

Slide 10 - Slide

Voordeel (absoluut en comparatief)
Het absolute voordeel is het vermogen van een persoon om een taak te volbrengen, waarbij hij minder tijd hoeft te gebruiken dan een ander. 

Taak 1 | 6 uur | persoon A
Taak 1 | 8 uur | persoon B

Persoon A heeft een comparatief voordeel van 2 uur op taak 1.

Een persoon heeft een comparatief voordeel als het een taak relatief sneller kan volbrengen dan een ander persoon in vergelijking met andere taken.




Slide 11 - Slide

Voordeel (absoluut en comparatief)
Een persoon heeft een comparatief voordeel als het een taak relatief sneller kan volbrengen dan een ander persoon in vergelijking met andere taken.

Taak 1 | 6 uur | persoon A                  Taak 2 | 6 uur | persoon A
Taak 1 | 8 uur | persoon B                  Taak 2 | 12 uur | persoon B

Persoon B heeft een comparatief voordeel op taak 1 (let op: in beide gevallen gebruikt persoon B meer tijd. Voor taak 1 gebruikt persoon B minder extra tijd --> comparatief voordeel!


Slide 12 - Slide

Video Specialiseren (Engels ondertiteld)
Video: als je rijk wil worden door te specialiseren, moet je VEEL produceren. Opdracht in tweetallen. 
Taakverdeling:
  • Leerling 1, opdracht: wat hoor/zie je (midden video) over arbeidsproductiviteit > hoe wordt die hoger?
  • Leerling 2, opdracht: hoe kijk je naar de video als je verder kijkt dan geld verdienen? (gelukkige werknemers, gezond milieu, grondstoffenverbruik)





Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Specialiseren
Wat is specialisatie?
  • Iemand doet waar hij of zij  goed in is: arbeidsverdeling

Wat is schaalvergroting?
  • Je maakt meer van hetzelfde (je produceert op grotere schaal), gaat sneller/goedkoper dan bij verschillende dingen

Wat is arbeidsproductiviteit?
  • Productie van een persoon in een bepaalde tijd

Slide 15 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit (APT) > de productie per werknemer in een bepaalde tijdseenheid. 

APT stijgt > in dezelfde tijd meer verdienen. Door:
  • specialisatie/arbeidsdeling
  • scholing
  • gebruik van techniek

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Nakijken opgaven hoofdstuk 1!

Vraag 2.1 t/m 2.8
Hoe? --> 10 min in stilte
Vraag --> Vinger omhoog

Slide 17 - Slide