sterke en zwakke werkwoorden

Werkwoorden
Doe woorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoorden
Doe woorden

Slide 1 - Slide

Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden/doe-woorden op:

Slide 2 - Open question

Typ de ik-vorm van:
dammen - vinden

Slide 3 - Open question

Ik vind een euro.
Gisteren .... ik een euro
A
vond
B
vinde
C
vindte
D
vonde

Slide 4 - Quiz

Typ de hij-vorm van:
rennen - worden

Slide 5 - Open question

Hij wordt morgen 10 jaar.
Vorig jaar..........hij jaar.
A
wordt
B
werd

Slide 6 - Quiz

Aan het einde van de les:
Weet ik wat zwakke en sterke werkwoorden zijn

Slide 7 - Slide

Zwakke en Sterke werkwoorden

Slide 8 - Slide

Zwakke en Sterke werkwoorden
            ZWAK                                               STERK               
Klank verandert NIET              Klank verandert WEL
      Pakken  - Voelen                            Ruiken
      Pakte     -  Voelde                           Rook
      Gepakt  -  Gevoeld                        Geroken

Slide 9 - Slide

1. Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

5. Is
FIETSEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

7. Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

8. Welk woord is een zwak werkwoord?
A
Lopen
B
Slapen
C
Kopen
D
Poepen

Slide 13 - Quiz

Opdracht:
Pak je werkboek

Thema 4 Wonen
Hoofdstuk 4 taalverzorging

We gaan samen aan de slag.................................

Slide 14 - Slide

Check
Aan het einde van de les:

Weet ik wat sterke en zwakke werkwoorden zijn?

Slide 15 - Slide

Maak 1 met een sterk werkwoord in de verleden tijd.

Slide 16 - Open question