Havo 3 Naamvallen

Grammatik
MIT BUCH!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatik
MIT BUCH!

Slide 1 - Slide

Wiederholung regelmäßige Verben
Beispiel

Slide 2 - Slide

Wiederholung regelmäßige Verben
                                        1                       2                     3

Slide 3 - Slide


Ich ___________ (reden)

Slide 4 - Open question

Wir __________ (wohnen)

Slide 5 - Open question


Ihr ___________(reisen)

Slide 6 - Open question


Du ___________ (finden)

Slide 7 - Open question

Er ____________ (spielen)

Slide 8 - Open question

Grammatik
Der Mann kauft seiner Oma einen Fernseher.

Slide 9 - Slide

Der Mann kauft seiner Oma einen Fernseher (m.).

Der Mann → DER Group →mannelijk
seiner Oma → EIN Group →vrouwelijk
einen Fernseher (m.) → EIN Group ⇒ mannelijk

Slide 10 - Slide

DER- group
Schema naamvallen 


mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nv.
der
die
das
die
3e nv.
dem
der
dem
den +n
4e nv
den 
die 
das
die
EIN-group ein/kein/sein/ mein...
mannelijk
vrouwleijk
onzijdig
meervoud
1e nv.
kein
keine
kein
keine
3e nv.
keinem
keiner
keinem
keinen + n
4e nv
keinen
keine
kein
keine
Der Mann kauft seiner Oma einen Fernseher (m.).

Slide 11 - Slide

Bepaalen naamval








          Der Mann kauft seiner Oma einen Fernseher
A)Waar staat het onderwerp?
1e naamval --> Wie / wat + gezegde?

B) Waar staat het lijdend voorwerp? 
4e naamval --> Wie / wat + gezegde + onderwerp

C) Waar staat het meewerkend voorwerp? 
3e naamval --> Aan / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?’

Slide 12 - Slide

  Der Mann kauft seiner Oma einen Fernseher
der Mann (= HIJ) = het onderwerp = 1e naamval

einen Fernseher (= HEM) = het lijdend voorwerp = 4e naamval

die Oma (= aan / voor HEM) = het meewerkend voorwerp = 3e naamval 

Slide 13 - Slide

Ich habe ______ (de) Lehrer gesehen.

Slide 14 - Open question

_____ (De) Frau hat _____ (mijn) _______ Handy (m.) gefunden.

Slide 15 - Open question

_____ (Het) Kind hat ______ (een) Hund _______ (het) Futter gegeben.

Slide 16 - Open question

Hausaufgabe: Odracht moet je naar doen en naar docent sturen!!

1. Naamvallen: https://www.liveworksheets.com/c?a=s&t=y80vty953q2&sr=y&l=ce&i=stondct&r=sb&f=dzdtudzs&ms=uz&cd=pi62yzi480t5ikrpzjlnkzpfngnzxngpxg&mw=hs

2. Übung mit STam zw: https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Werkwoorden/Werkwoorden-Stam/Werkwoorden-Stam.htm

3 Übung zw. : https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica/Werkwoorden/Zwakww-O.T.T..htm




Slide 17 - Slide