Party organisieren - Kap. 2 Trabi ed. 4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Sag mir Bescheid

1. Zaag mij beschuit
2. zag mijn buren
3. Laat mij weten

vertaal: Laat het me weten.

Ik ben al begonnen met leren (duh!)

Ja

Nee

Vraag wat iemands lievelingseten is:
(Duits antwoorden)

Fängt ......an

1. Ja, an moet aan het eind.
2. Nee, gewoon fängt
3. dit komt van aanvangen wat beginnen betekent
4. op de puntjes kan bijv. een tijdstip komen.

Zeg: ik nodig je uit voor mijn feest

vraag waar iemand vandaan komt:
(Duits antwoorden)

am 23. Mai

1. nee, die 23 Mai
2. nee, auf 23 Mai
3. Ja, goed
4. nee, am .23 Mai

Zeg dat het goed met je gaat:
(Duits antwoorden)

Vertaal alle dagen van de week( zo goed mogelijk)

Nächste Woche

1. naaste week
2. laatste week
3. in het weekend
4. volgende week

Was wünschst du dir?

1. Wat wens jij jezelf?
2. Wie wens jij?
3. Wat wenst hij jou?
4. Wat wil jij graag hebben?

vertaal: Wat wens je jezelf?

Vertaal: Ik verheug me (erop) als je komt.