woordvolgorde

Woordvolgorde Engels
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Woordvolgorde Engels

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Woordvolgorde
Over het algemeen zijn zinnen in het Engels op de volgende manier opgebouwd;

Wie-doet wat-waar-wanneer

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde
Engelse zinnen verschillen een beetje van het Nederlands als het gaat om woordvolgorde. 

Kijk eens naar deze zin:

Miss Willems      has been      to the supermarket        on Monday.
Onderwerp         Werkwoord       Plaats                      Tijd

In het Engels:

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
De normale volgorde van woorden in het Engels is:
wie + doet + wat/wie + waar + wanneer

Sem works at Mc Donald's on Sundays.
My parents are going on holiday to Malta tomorrow.
I gave flowers to my girlfriend last week.

Slide 5 - Slide

Word order: Time and Place
Je hebt geleerd dat een goede Engelse zin bestaat uit: 
WIE/DOET/WAT/WAAR/WANNEER
(onderwerp/werkwoorden/rest)
Dit is een vaste volgorde, dus leer het zinnetje hierboven uit je hoofd.

I/ am going / to visit my friend/ in Paris/ next week.
I=WIE/ am going=DOET/ to visit=WAT/my friend in Paris=WAAR/next week =WANNEER

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste woordvolgorde in het Engels?
A
plaats voor tijd
B
tijd voor plaats

Slide 7 - Quiz


grammar - word order

Slide 8 - Slide

word order

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

The end!

Slide 14 - Slide