Vul het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm in:
3. El chico (llamarse) ...... Ruben.
4. Claudia (tener) ........... 12 años.
5. Jasper (ser) ........ de Groningen.
Slide 2 - Slide
Startopdracht
Vul het juiste vraagwoord in:
1. ¿Cuántos años tiene Rutger?
2. ¿Cuál es tu número de móvil?
Vul het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm in:
3. El chico se llama Ruben.
4. Claudia tiene 12 años.
5. Jasper es de Groningen.
Slide 3 - Slide
Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...
1. ...aprendo a contar hasta 31 leer ik tellen tot (en met) 31
2. ...aprendo los días de la semanaleer ik de dagen van de week
3. ...aprendo los meses del año leer ik de maanden van het jaar
4. ...aprendo a escribir/decir una fecha leer ik hoe ik een datum opschrijf/zeg
Slide 4 - Slide
Los números 0-31
LT p 15
LT p 29
Slide 5 - Slide
Los días de la semana
De dagen van de week
lunes - maandag
martes - dinsdag
miércoles - woensdag
jueves - donderdag
viernes - vrijdag
sábado - zaterdag
domingo - zondag
Slide 6 - Slide
Los meses y las estaciones del año
invierno - winter
primavera - lente
verano - zomer
otoño - herfst
Slide 7 - Slide
La fecha De datum
el + [dag] + de + [maand]
> el 5 de enero
> el 23 de julio
Slide 8 - Slide
La fecha De datum
el + [dag] + de + [maand]
Noteer in je cuaderno welke dag het vandaag is, volgens het voorbeeld hierboven.
Hoy es miércoles, el 9 de agosto.Vandaag is het woensdag 9 augustus.
Slide 9 - Slide
¡A trabajar! Aan het werk!
Maak uit je LE:
p. 8 ej. 5 (pasen 2025 = 20+21 april)
p. 12 ej. 13 + 14
Slide 10 - Slide
Deberes Huiswerk
- LE p. 8 ej. 5 en p. 12 ej. 13 + 14 + nakijken in Magister
Slide 11 - Slide
¡Hasta luego!
Slide 12 - Slide
¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
Slide 13 - Slide
Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...
1. ...practicamos las fechas oefenen wij de data
2. ...creamos un calendario maken wij een kalender
Slide 14 - Slide
Los números 0-31
LT p 29
Slide 15 - Slide
Los días de la semana
De dagen van de week
lunes - maandag
martes - dinsdag
miércoles - woensdag
jueves - donderdag
viernes - vrijdag
sábado - zaterdag
domingo - zondag
Slide 16 - Slide
Los meses y las estaciones del año
invierno - winter
primavera - lente
verano - zomer
otoño - herfst
Slide 17 - Slide
La fecha De datum
el + [dag] + de + [maand]
> el 9 de enero
> el 23 de agosto
Hoy es martes, el 26 de noviembre.Vandaag is het dinsdag 26 november.
Slide 18 - Slide
¡Feliz cumpleaños! LT p 21
Ejercicio 5 -In 2-tallen of 3-tallen!
1. Bekijk de kalender van Laura.
2. Kun je vertellen wie wanneer jarig is?
> El veinte de enero es el cumple de Yago.
timer
5:00
Slide 19 - Slide
Crear un calendario Een kalender maken
1. ¿Cuándo es tu cumple? Wanneer is jouw verjaardag?Noteer het op een briefje in het Spaans. De docent verzamelt de briefjes en verdeelt ze onder de leerlingen.
2. Noteer de naam van jouw klasgenoot op de juiste
plek op de kalender.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
¡Feliz cumpleaños!
2 Verjaardagliedjes in het Spaans
1. Cumpleaños feliz, cumpleaños feliz...
2. Feliz, feliz en tu día...
Slide 22 - Slide
Deberes Huiswerk
- Maken: LE p. 11 ej. 11 + 12 + nakijken in Magister.
- Leren: Woordenlijst "Interrogativos - Vraagwoorden", "Los meses y las fechas - de maanden en data" + de getallen 0-31 LT p. 15 + 29