20-2 Leesvaardigheid + schrijfvaardigheid A1EF

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij

Slide 1 - Slide

Planning
  • Planning
  • Lezen hoofdstuk 4: check
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Opdrachten Leesvaardig hf 3
Check of iedereen opdrachten af heeft.

Niet af? Dan ga je alleen hieraan verder werken en kom je aan het einde van de les terug om afspraken te maken.

Slide 3 - Slide

Leesvaardigheid hoofdstuk 4: check

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les:

- ken ik vier verschillende leesstrategieën
- weet ik wat een tekstdoel is
- weet ik wat leespubliek is


De vragen beantwoorden we in stilte. Niet overleggen met buur!
Vraag? Steek je hand op.

Slide 5 - Slide

Studerend lezen

Slide 6 - Mind map

Verschillen in betekenis

Verkennend lezen: je wilt een eerste indruk krijgen van een tekst.


Nauwkeurig lezen: je wilt weten wat er in de tekst staat en je wilt hem begrijpen.

Slide 7 - Slide

Verschillen in betekenis

Zoekend lezen: je hebt een vraag waarop je antwoord wilt hebben. Je zoekt in een tekst alleen de informatie die het antwoord bevat op je vraag.


Studerend lezen: je wilt de inhoud van een tekst leren. Je leest de tekst met het doel om de informatie te onthouden.

Slide 8 - Slide

Noem de leesstrategie die je nodig hebt.

'Je gebruikt een hoofdstuk uit een geschiedenisboek om je voor te bereiden op een proefwerk.'
A
verkennend
B
nauwkeurig
C
zoekend
D
studerend

Slide 9 - Quiz

Noem de leesstrategie die je nodig hebt.

'Je gebruikt een handleiding om een kast te maken.'
A
verkennend
B
nauwkeurig
C
zoekend
D
studerend

Slide 10 - Quiz

Noem de leesstrategie die je nodig hebt.

'Je gebruikt een woordenboek om de betekenis van een spreekwoord te achterhalen.'
A
verkennend
B
nauwkeurig
C
zoekend
D
studerend

Slide 11 - Quiz

Tekstdoelen

Slide 12 - Slide

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: amuseren.

Slide 13 - Open question

Noem voorbeelden van teksten met het tekstdoel: informeren.

Slide 14 - Open question

Leespubliek

Slide 15 - Slide

Waarop let je als je
het leespubliek wilt bepalen?

Slide 16 - Mind map

Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor lezers. Die noem je het leespubliek.

Aan het onderwerp, de woordkeus, de zinsbouw, de plaatjes en de bron kun je vaak zien voor welk leespubliek de tekst is geschreven.

Slide 17 - Slide

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
National Greographic Junior
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 18 - Quiz

Voor welk leespubliek is het tijdschrift
Girlz!
geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden

Slide 19 - Quiz

Hoe achterhaal je het leespubliek van een tekst?
A
Je kijkt naar de woordkeus.
B
Je kijkt naar de bron.
C
Je kijkt naar het onderwerp.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 20 - Quiz

Wat wordt bedoeld met LEESPUBLIEK?
A
De mensen in de zaal bij een lezing
B
Een groep lezers voor wie de tekst is geschreven
C
Bezoekers van een bibliotheek
D
Mensen op een tribune bij een voorleeswedstrijd

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden

Slide 22 - Slide

Uitleggend tekstverband
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, onder andere, zoals

vb. Trojaanse paarden zitten bijvoorbeeld verscholen in gratis software die je op internet kunt downloaden. 

Legt iets uit!

Slide 23 - Slide

Welk tekstverband geven de volgende signaalwoorden aan:
ten eerste
A
opsommend
B
tegenstellend
C
tijdsvolgorde
D
uitleggend

Slide 24 - Quiz

dat wil zeggen
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
uitleggend

Slide 25 - Quiz

echter
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
uitleggend

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!

Leesvaardigheid:

  • Opdrachten hoofdstuk 4 → 0 - 8

Schrijfvaardigheid:

  • Eigen schrijftaak uiteenzetting (Stap 1 tot en met 13)

Leesdossieropdracht 2!

(Grammatica:

  • Ga verder met de opdrachten van hoofdstuk 3, 4 en 5.)


Overleggen mag maar wel op fluistertoon!

Woendag 27 februari controleer ik of je de opdrachten van Leesvaardigheid af hebt!






Slide 27 - Slide