Thema 1

• Biologie
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 2

Thema 1

Verbranding

1.1

Verbranding

Zuurstof en koolstofdioxide

Als een kaars brand, verdwijnt het kaarsvet. Kaarsvet is een brandstof.

Bij verbranding komt energie vrij. Bij een brandende kaars in de vorm van licht en warmte.

Er ontstaat water en koolstofdioxide (kun je niet zien)

Energie (1)

In je lichaam vind ook verbranding plaats. Er is dan ook een brandstof nodig. 

Je lichaam gebruikt vooral glucose. Glucose krijg je binnen met voedsel. 

Energie (2)

Je lichaam gebruikt die energie, bijvoorbeeld om te bewegen of warm te blijven. 

In elke cel van het lichaam vindt verbranding plaats. Zonder verbranding gaat een cel dood. 

Inspanning (1)

Als je gaat lopen heb je energie nodig. Als je harder loopt hebben je spieren meer energie nodig. 

Hoe groter de lichamelijke inspanning hoe groter de verbranding!

Inspanning (2)

Om meer zuurstof binnen te krijgen ga je sneller en dieper ademen. Ook gaan sommige organen harder werken.

Doordat er verbranding plaatsvindt krijg je het warmer. De warmte wordt afgevoerd via de huid, door zweten. 

1.2

Ademhalingsstelsel

Ademhalingsstelsel

Middenrif

Onder de longen zit het middenrif. Dit is een spier tussen de borstholte en de buikholte. 

Je voelt je middenrif als je de hik hebt. De spier trekt dan telkens kort samen.

Neusholte en mondholte (1)

Neusholte en mondholte (2)

In lucht zitten vaak stofdeeltjes en ziekteverwekkers. 

Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken aan slijmlaag van het neusslijmvlies.

De trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte en daar slik je het slijm in. 

Keelholte (1)

De lucht komt daarna in de keelholte. Hier komt ook het voedsel wat je inslikt door heen. 

Lucht moet de luchtpijp in en voedsel moet de slokdarm in. 

Keelholte (2)

Om dat te regelen zitten er 2 klepjes in de keelholte. 

De luchtpijp (1)

De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd.

De wanden zijn bekleed met slijm. Als het slijmvlies extra veel slijm maakt ga je hoesten.

De luchtpijp (1)

Werking longblaasjes (1)

Werking longblaasjes (2)

1.3

Borstademhaling

Bij borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen.

Buikademhaling

Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.