Herhalen Thema 1 Organen en cellen

Herhaling thema 1 Organen en cellen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling thema 1 Organen en cellen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt levenskenmerken van organismen noemen
  • Je kunt het verschil beschrijven tussen een levensloop en een levenscyclus.
  • Je kunt omschrijven wat een weefsel en wat een orgaan is.
  • Je kunt in een afbeelding van de romp van een mens de organen benoemen.
  • Je kunt in een afbeelding de onderdelen van een microscoop benoemen. 
  • Je kunt de delen noemen van plantaardige en dierlijke cellen met kun kenmerken en functies.
  • Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen. 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen Bs. 1
  • Je kunt levenskenmerken van organismen noemen
  • Je kunt het verschil beschrijven tussen een levensloop en een levenscyclus.

Slide 3 - Slide

Wat is een organisme?

Slide 4 - Open question

Het volledig rijtje van levenskenmerken is:
Ademhalen, voeden, bewegen, waarnemen, reageren, uitscheiden, voortplanten, groeien en ontwikkelen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

6 levensverschijnselen
  • Een Organisme is een levend wezen. Alle levende wezens vertonen de volgende levensverschijnselen:
  • ademhalen
  • voeden
  • uitscheiden
  • groeien
  • ontwikkelen
  • voortplanten

Slide 6 - Slide

Een organisme vertoont altijd alle levensverschijnselen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Planten kunnen waarnemen en reageren
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Voeden, uitscheiden en ademhalen noem je ook wel...?

Slide 9 - Open question

Leerdoelen Bs. 2

  • Je kunt omschrijven wat een weefsel en wat een orgaan is.
  • Je kunt in een afbeelding van de romp van een mens de organen benoemen.

Slide 10 - Slide

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 11 - Quiz

Een orgaan is een deel van het lichaam..
A
.. opgebouwd uit dezelfde cellen
B
.. met een speciale functie
C
.. met één of meer speciale functies
D
.. opgebouwd uit één speciaal weefsel

Slide 12 - Quiz

Organen

Slide 13 - Mind map

Orgaanstelsels

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 16 - Drag question

MOLECUUL
ATOOM
ORGAAN
ORGANISME
ORGAANSYSTEEM
WEEFSEL
CEL

Slide 17 - Drag question

Grote en kleine bouwstenen
  1. Cel
    kleinste (zelfstandig) levende eenheid

  2. Weefsel
    groep cellen met dezelfde bouw en functie

  3. Orgaan
    deel van een organisme met één (of meer) speciale functie(s)

  4. Organenstelsel
    groep samenwerkende organen met een speciale taak

  5. Organisme
beencel 
(botcel, dus niet cel uit het been)
1
beenweefsel (botweefsel)
2
dijbeen (dijbot)
3
beenderstelsel
(bottenstelsel, skelet)
4

Slide 18 - Slide

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 19 - Quiz

Organen zijn delen van ons lichaam met één of meer functies.

Slide 20 - Slide

Welk orgaan zorgt voor de scheiding tussen de borstholte en de buikholte?

Slide 21 - Open question

Middenrif
Buikholte
Borstholte

Slide 22 - Drag question

Leerdoelen Bs. 3

  • Je kunt in een afbeelding de onderdelen van een microscoop benoemen. 

Slide 23 - Slide

Microscoop
Microscoop onderdelen

Slide 24 - Slide

De microscoop

Slide 25 - Slide

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 26 - Quiz

Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
oculair
C
diafragma
D
tubus

Slide 27 - Quiz

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 28 - Quiz

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 29 - Quiz

Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Leerdoelen Bs. 4

  • Je kunt de delen noemen van plantaardige en dierlijke cellen met kun kenmerken en functies.

Slide 32 - Slide

Dierlijke en plantaardige cellen:

Slide 33 - Slide

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 34 - Quiz

In de afbeelding hieronder zie je een?
A
plantenaardige cel
B
dierlijke cel
C
cel van een schimmel
D
cel van een bacterie

Slide 35 - Quiz

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. cytoplasma
  3. celkern
    (bestaande uit kernmembraan en kernplasma)

  • met een gewone lichtmicroscoop is niet meer dan dit te zien van dierlijke cellen
  • In werkelijkheid zijn ze natuurlijk veel ingewikkelder
celmembraan
1
cytoplasma
2
kernmembraan
3a
kernplasma
3b

Slide 36 - Slide

Plantaardige cellen
  1. celwand
  2. celmembraan
  3. cytoplasma
  4. bladgroenkorrels
  5. celkern
  6. vacuole
  7. intercellulaire ruimte

celwand
1
cytoplasma met bladgroenkorrels
4
celkern
5
cytoplasma
3
celmembraan
2
vacuole
6
intercellulaire ruimte
7

Slide 37 - Slide

In plantaardige cellen zitten allerlei korrels, goede voorbeelden hiervan zijn ..
A
bladgroenkorrels en voedingskorrels
B
voedingskorrels en kleurstofkorrels
C
kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
D
voedingskorrels en bladgroenkorrels

Slide 38 - Quiz

Een tomaat die rijp wordt verandert van kleur,
eerst is de tomaat groen en dan wordt hij rood.
Wat gebeurt er tijdens het rijpen?
A
Boskabouters spelen een spelletje
B
Er worden rode kleurstofkorrels gemaakt
C
bladgroenkorrels worden afgebroken
D
bladgroenkorrels veranderen in rode kleurstofkorrels

Slide 39 - Quiz

Leerdoelen Bs. 5
  • Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen. 

Slide 40 - Slide

biologisch onderzoek

Slide 41 - Slide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 42 - Drag question

Biologisch onderzoek
1 Probleemstelling
2 Onderzoeksvraag
3 Werkplan 
4 Verwachting
5 Resultaten
6 Conclusie

Slide 43 - Slide