vendredi, le 23 novembre

Qu'est-ce qu'on va faire?

• so (herkansing)
• objectifs
• so terug
• parler
• weektaak

so

• voor- en achterkant
• lees goed wat je moet doen
• klaar ?  -> www.verbuga.eu

www.verbuga.eu

• Temps: présent, passé composé, imparfait, futur
• Verbes irrégulier:  venir
• Confirmer
• Je gaat 10 minuten oefenen, daarna verder met weektaak

objectifs

• Ik begrijp hoe ik de imparfait en de futur gebruik bij verschillende werkwoorden.
• Ik begrijp hoe ik het werkwoord venir vervoeg.
• Ik kan eenvoudige vragen stellen over alledaagse zaken.
• Ik kan in eenvoudige zinnen iets over mijzelf en over mijn geldbesteding vertellen.

so terug

Wat heb je goed gedaan?

Wat ga je anders aanpakken en hoe?

parler (a1/a2)

"Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn familie en andere mensen, mijn leefomstandigheden en mijn opleiding te beschrijven"

speeddate

• installe-toi en face d'un(e) camarade de classe (cercle extérieur)
• Personne A pose des questions
• Personne B répond aux questions

sujets

• nom, âge, domicile
• famille
• anniversaire
• matières
• sport
• santé
• argent de poche

weektaak

leren woordjes F

maken opdrachten onder écrire

objectifs

• Ik begrijp hoe ik de imparfait en de futur gebruik bij verschillende werkwoorden.
• Ik begrijp hoe ik het werkwoord venir vervoeg.
• Ik kan eenvoudige vragen stellen over alledaagse zaken.
• Ik kan in eenvoudige zinnen iets over mijzelf en over mijn geldbesteding vertellen.