Examentraining BKR 2025

Examentraining BKR 2025
Deel I
1 / 39
next
Slide 1: Slide
SociaalzekerheidsrechtMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Examentraining BKR 2025
Deel I

Slide 1 - Slide

Onderwerpen examen
  1. Noteren van wetsartikelen
  2. Indeling van het recht
  3. Rechtsgebieden
  4. Rechtsregels & rechtsbronnen
  5. Natuurlijke personen & rechtspersonen
  6. Procesrecht & rechtsbijstand
  7. Privacywetgeving

Slide 2 - Slide

Opzoeken van wetsartikelen
  1. Weet je in welke wet je moet zijn, dan zoek je de betreffende wet op via de alfabetische inhoudsopgave.
  2. Weet je de wet niet, dan zoek je het begrip op achterin je wettenbundel via het trefwoordenregister. Daar vind je vervolgens een verwijzing naar Romeinse cijfers. Die verwijzen naar de betreffende wet, bijv. 

Slide 3 - Slide

Noteren van wetsartikelen (4.1 en 4.2)
  • Ieder wetsartikel begint met de afkorting art.
  • Daarna volgt het nummer van het artikel. Dit kan direct het wetsartikel zijn (bijv. art. 300 Sr) maar kan ook beginnen met een verwijzing naar een wetboek (BW) of hoofdstuk (Awb).
  • Voorbeelden: art. 2:176 BW of art. 6:4 Awb
  • Afkorting? Check de afkortingenlijst!

Slide 4 - Slide

Indeling van het recht (2.1 t/m 2.3)

Slide 5 - Slide

Materieel vs formeel recht (2.2)
Materieel recht geeft aan wat burgers moeten doen, niet mogen doen, en aan welke wetten en plichten zij zich moeten houden (de regels dus die betrekking hebben op de inhoud van rechten en plichten).

Formeel recht is de procedure die doorlopen moet worden als iemand de wet overtreedt. 

Slide 6 - Slide

Goederenrecht of verbintenissenrecht (2.4)
Goederenrecht gaat over de (vermogensrechtelijke) relatie tussen een (rechts)persoon en een goed (absolute rechten; verhouding mbt een bepaald goed dat iedereen moet respecteren).

Verbintenissenrecht gaat over de (vermogensrechtelijke) betrekkingen tussen (rechts)personen onderling (relatieve rechten; afspraken tussen partijen).

Slide 7 - Slide

Natuurlijke personen (2.5)
Mensen van vlees en bloed

Slide 8 - Slide

Rechtsvormen met én zonder
rechtspersoonlijkheid (2.5)
Rechtspersoonlijkheid
Verwijst naar de juridische status van een onderneming of organisatie, waardoor deze als zelfstandige entiteit kan optreden ofwel:

"een rechtspersoon kan zelfstandig deelnemen aan het rechtsverkeer"

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid

  • Eenmanszaak
  • VOF
  • Maatschap
  • CV

Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid

  • BV
  • NV
  • Stichting
  • Coöperatie
  • Vereniging

Slide 11 - Slide

Geen rechtspersoonlijkheid?
Personen die namens een onderneming optreden zonder rechtspersoonlijkheid zijn privé aansprakelijk voor hun handelen.

Slide 12 - Slide

Handelingsbekwaamheid (2.6)
De geschiktheid om zelfstandig rechten en plichten te hebben. 

Een rechtspersoon moet een eigen identiteit hebben om in rechte aangesproken te kunnen worden (volgt uit de statuten).

Gevolg van de juridische constructie is dat de rechtspersoon ook bevoegd is zelf te handelen. 

Slide 13 - Slide

Voorbeelden
art. 1:233 BW: minderjarigen zijn zij die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt en evenmin met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.

art. 1:234 BW: een minderjarige is handelingsbekwaam met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. Deze wordt verondersteld te zijn verleend, als het om een rechtshandeling gaat die in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is voor minderjarigen van zijn leeftijd.

Slide 14 - Slide

Voorbeelden (II)
art. 1:381 BW: een onder curatele gestelde is handelingsbekwaam met toestemming van zijn curator. De toestemming kan slechts worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of (schriftelijk) voor een bepaald doel. 

art. 3:32 BW:  iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, tenzij bijvoorbeeld onder curatele.
  • Een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar
  • Een eenzijdige rechtshandeling van een onbekwame, die niet tot een of meer bepaalde personen gericht was, is echter nietig.



Slide 15 - Slide

Staatsrecht
Staatsvorm Nederland: democratische rechtsstaat

Burgers hebben invloed op de manier waarop het land wordt bestuurd.
  • Vrije verkiezingen
  • Parlementair stelsel (de Eerste Kamer en de Tweede Kamer controleren de regering)
  • Grondrechten worden gerespecteerd

Slide 16 - Slide

Staatsrecht
Regeringsvorm Nederland: constitutionele monarchie
  • Koning is het staatshoofd
  • De macht van de monarch (Koning) is beperkt door de Grondwet
  • De politieke macht wordt gedeeld met een gekozen regering
  • Trias politica: scheiding der machten; de wetgevende (P+R), de uitvoerende (R met controle door P) en de rechtsprekende macht (onafhankelijke rechters en OM obv wetten, verdragen, gewoonte en jurisprudentie).

Slide 17 - Slide

Grondrechten (1.2/1.3)
Er zijn twee soorten grondrechten:
  • klassieke grondrechten (art. 1 t/m 17 Gw): dit zijn de vrijheidsrechten van de burger die beschermen tegen inmenging van de overheid.
  • sociale grondrechten (art. 18 t/m 23 Gw): deze rechten bieden geen vrijheidsrecht of gelijkheidsrecht, maar geven de opdracht aan de overheid om zaken te regelen.

Slide 18 - Slide

Rechtsregels en andere regels (1.4)
Het begrip ‘recht’ heeft twee betekenissen:

  1. recht als aanspraak
  2. recht als geheel van regels: waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden, de normen zijn die regels die daarbij horen. 

Het verschil tussen gewone regels en rechtsregels is dat rechtsregels zijn gemaakt door de overheid en de regels voor iedereen in Nederland gelden. Bij het overtreden of het niet opvolgen van een rechtsregel beslist de rechter wat er gebeurt.
Zorgen dus voor een georganiseerde samenleving en oplossing van conflicten. 
(hebben een normatieve functie, instrumentele functie en aanvullende functie).



Slide 19 - Slide

Volgende keer
1.4 t/m 1.7
5.1 t/m 5.3
Verzekeringsrecht

Slide 20 - Slide

Examentraining deel II
1.4 t/m 1.7
5.1 t/m 5.3
Verzekeringsrecht

Slide 21 - Slide

Rechtsregels (1.4)
  • Rechtsregels voornamelijk in wetten (rechtsbron: wet)
  • Deze wetten zijn daarom: algemeen verbindende voorschriften/wetten in materiële zin (wettenbundel)

Slide 22 - Slide

Wie maakt welke wet? (1.6)
  • Wet: door regering en Staten-Generaal = wetten in formele zin 
  • Algemene Maatregel van Bestuur: door regering
  • Ministeriële regeling: door minister
  • Provinciale verordening: Provinciale Staten
  • Gemeentelijke verordening: door gemeenteraad

Slide 23 - Slide

Wetgevingsproces (1.5)
  1. Voorbereiding wetsvoorstel op ministerie
  2. Bespreking in de ministerraad
  3. Advies door de Raad van State
  4. Stemming in de Tweede Kamer
  5. Stemming in de Eerste Kamer
  6. Ondertekening door de koning en de (verantwoordelijke) minister (én minister van Justitie & Veiligheid ivm bekendmaking)
  7. Bekendmaking in het Staatsblad

Slide 24 - Slide

Verzekeringsrecht
art. 7:925 BW: verzekeringsovereenkomst 
  • De verzekeringnemer sluit verzekering af en betaalt premie
  • Niet vooraf duidelijk of, wanneer en welke uitkering in de toekomst moet worden gedaan
  • Komt tot stand door aanbod en aanvaarding

Slide 25 - Slide

Soorten verzekeringen
  • art. 7:965 BW: sommenverzekering (uitbetaling vast bedrag in geld)
  • art. 7:944 BW: schadeverzekering (uitbetaling afhankelijk van geleden schade)

Slide 26 - Slide

Plichten verzekeringsnemer
  • informatieplicht, art. 7:928 BW
  • mededelingsplicht, art. 7:929 BW
  • verplicht tot betalen van premie, art. 7:934 BW

Slide 27 - Slide

Plichten verzekeraar
  • verstrekken van een polis, art. 7:932 BW
  • doen van de uitkering
  • LET OP: art. 7:960 BW: verzekeringnemer mag niet meer ontvangen dan de schade die is geleden = indemniteitsbeginsel

Slide 28 - Slide

Privacywetgeving
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

Slide 29 - Slide

Verwerking persoonsgegevens (5.1)
Persoonsgegevens mogen alleen door een organisatie worden verwerkt als dit direct samenhangt met een duidelijk omschreven doel.

Slide 30 - Slide

Soorten persoonsgegevens

Slide 31 - Slide

Grondslagen gelden enkel voor gewone persoonsgegevens, art. 9 lid 2 AVG

Slide 32 - Slide

Rechten betrokkenen
Recht op:
  • informatie
  • inzage
  • correctie
  • overdraagbaarheid
  • verwijdering

Slide 33 - Slide

Examentraining deel III
3.1 t/m 3.8 (procesrecht en rechtsbijstand)

Slide 34 - Slide

Wat moet je weten?
3.1 Wanneer welke rechtshulpverlener?
3.2 Absolute of relatieve competentie?
3.3 Privaatrechtelijke procedure
3.4 Benaming partijen privaatrechtelijke procedure
3.5 Benaming partijen bestuursrechtelijke procedure
3.6 Benaming partijen strafrechtelijke procedure
3.7 volgorde en bevoegde rechterlijke organisaties in privaatrechtelijke rechtsgang
3.8 Welk rechtsmiddel van toepassing

Slide 35 - Slide

Privaatrechtelijke procedure

Slide 36 - Slide

Strafrechtelijke procedure
  • verdachte vs benadeelde partij/slachtoffer
  • advocaat/gemachtigde
  • Officier van Justitie (OvJ)
  • Rechter

Slide 37 - Slide

Bestuursrechtelijke procedure
  • belanghebbende vs bestuursorgaan
  • advocaat/gemachtigde
  • bestuursrechter

Slide 38 - Slide

Planning
  • dinsdag 3 juni a.s.: oefenexamen
  • donderdag 12 juni a.s.: herkansing oefenexamen
  • dinsdag 17 juni a.s.: EXAMEN 
  • donderdag 3 juli a.s.: herkansing examen

Slide 39 - Slide