KT1 Les 4 M9 Algemene geneesmiddelenkennis

KT1 herhaling DA3 
 
Infectieziekten/ geneesmiddelen en opbouw menselijk lichaam
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

KT1 herhaling DA3 
 
Infectieziekten/ geneesmiddelen en opbouw menselijk lichaam

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom


Deze les: Geneesmiddelenkennis/ 
Infectieziekten en 
Opbouw menselijk lichaam

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling
Wat wordt er de komende weken van je verwacht?
Wat mag je van de docent verwachten?

- Medicijnlijst bespreken
- Oefentoetsen Kennistoetsenbank
- Opdrachten Canvas per week
- Na de week antwoorden en link LU

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welk advies geef je bij een voorhoofd holteontsteking waar je 4 dagen last van hebt?
A
De patiënt kan een AB kuur ophalen welke door de HA is voorgeschreven
B
De patiënt krijgt het advies te stomen met menthol
C
De patiënt kan het beste afwachten, p'mol kan de klachten verlichten
D
De patiënt moet verder behandeld worden omdat dit chronisch lijkt

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering over de ziekte van Lyme klopt?
A
Als een teek binnen 24 uur na de beet verwijderd wordt is de kans op de ziekte het grootst
B
In Nederland is 1 op de 100 teken besmet met de bacterie die de ziekte kan veroorzaken
C
Het eerste symptoom van de ziekte van Lyme is vaak het ontstaan van erythema migrans
D
De ziekte van Lyme wordt door een streptokok veroorzaakt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk van de volgende geneesmiddelen kan voorgeschreven worden bij obstipatie en/of aambeien?
A
Omeprazol
B
Ranitidine
C
Loperamide
D
Psylliumzaad

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Voor welke aandoening wordt een geneesmiddel voorgeschreven waarvan de stofnaam eindigt op -lol
A
Te hoge bloeddruk
B
Chronische darm ontstekingen
C
Astma
D
Langzaam werkende schildklier

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk medicijn wordt bij een allergie voorgeschreven en is een zelfzorg middel?
A
Broomhexine
B
Fluticason
C
Cetrizine
D
Salbutamol

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Cellen die samenwerken noem je:
A
Orgaanweefsel
B
Cellichaam
C
Lichaam
D
Celweefsel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Geneesmiddelen

Slide 10 - Slide

Wat is een geneesmiddel?
Wat weet je over geneesmiddelen: woordweb maken op bord

Slide 11 - Video

Filmpje ter introductie op het onderwerp. Verschillende deelonderwerpen komen deze weken aan bod. Denk aan werking, naamgeving, waar te halen. etc.
Het gaat in deze module nog niet om de werking van aspirine maar wel om werking in het algemeen van diverse gm.

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Geneesmiddelen
Geneesmiddelenwet:  Geneesmiddelen zijn stoffen die bestemd zijn om ziekten te genezen of te voorkomen
  • Herstellen/verbeteren/wijzigen van orgaan functioneren
  • Hulp bij stellen van medische diagnose

Register Verpakte Geneesmiddelen (RVG) of het Europese Register
  • Medicijn moet werkzaam zijn bij bepaalde ziekte
  • Medicijn is in aanbevolen dosering niet schadelijk

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Verkrijgbaarheid
  1. UR-middelen: Uitsluitend Recept geneesmiddelen

  2. UA-middelen: Uitsluitend Apotheek geneesmiddelen

  3. UAD-middelen: Uitsluitend Apotheek en Drogist geneesmiddelen

  4. AV-middelen: Algemeen verkrijgbare geneesmiddelen (OTC)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Naamgeving
Een medicijn heeft 3 verschillende namen:
  1. Chemische naam: van de chemische stof
  2. Stofnaam: internationaal bekende naam
  3. Merknaam: specialiténaam, 'fantasienaam'

Bijvoorbeeld paracetamol:
para-acetylaminofenol -> paracetamol -> ETOS paracetamol

Slide 15 - Slide



Paracetamol is sinds 1893 internationaal op de markt. Het is zonder recept verkrijgbaar onder de merknamen Daro paracetamol vloeibaar voor kinderen, Kinderparacetamol, Panadol, Pinex, Sinaspril-Paracetamol en het merkloze Paracetamol 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Merk- en stofnaam
  • Farmaceuten hebben een patent op een medicijn (=/- 10 jaar)
  • Hierna mogen ook andere fabrikanten het medicijn maken.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Merk- en stofnaam
  • De huisartsen in Nederland schrijven zo veel mogelijk voor op stofnaam. (preferentiebeleid)
  • Bij een medische noodzaak voor een spécialité schrijft de arts mn op het recept. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Merk- en stofnaam
  • Wat betekenen de volgende afkortingen?
    ®™

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Zoek van onderstaande geneesmiddelen (merknaam) de generieke naam op (stofnaam) en zet erbij wat voor soort geneesmiddel het is.
1. Losec
2. Primperan
3. Sintrom
4. Lasix

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

KT1 Les 4 M9 Algemene geneesmiddelenkennis

1. Losec- omeprazol-maagzuurremmer
2. Primperan-metoclopramide-tegen misselijkheid
3. Sintrom-acenocoumarol-vitamine K. antagonist/bloedverdunner
4. Lasix-furosemide-diuretica

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Behandelingsmethoden
  1. Causale behandeling: Bestrijdt oorzaak van ziekte (bijv. infectie)
  2. Symptomatische behandeling: Bestrijdt alleen klachten of ziekteverschijnselen (bijv. palliatieve behandeling)
  3. Substitutiebehandeling: Vult stoffen aan die het lichaam niet zelf (meer) maakt (bijv. insuline/vitamines/ijzer)
  4. Preventieve/profylactische behandeling: Voorkomt ziekten (bijv. griep)
  5. Diagnostisch gebruik: Vaststellen aard van aandoening (bijv. laxeermiddel bij endoscopie)

Slide 22 - Slide

Palliatieve behandeling is gericht op het verlichten van het lijden van een mens, niet op de genezing (vaak bij mensen die gaan overlijden en bij wie er geen kans op genezing meer is)
Vit K is een voorbeeld van
A
Een profylaxe
B
Substitutie
C
Symptoombestrijder
D
Diagnostisch gebruik

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Paracetamol is een voorbeeld van
A
Causale werking
B
Symptoombestrijder
C
Profylactische werking

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Miconazolnitraatzalf bestrijding van schimmelinfectie. Is een voorbeeld van.....
A
Curatieve werking
B
Symptoombestrijding
C
Preventieve werking

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Contrastvloeistof. Is een voorbeeld van......
A
Placebo-effect
B
Stellen van een diagnose
C
Symptoombestrijding

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Toedieningswijzen
A .Systemische toediening:
  • Enteraal (oraal, rectaal, sublinguaal)
  • Parenteraal (transdermaal, injectie)
    B. Lokale toediening:
  • Lokaal (oog-/oor druppels,  inhalatie)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Geneesmiddelen
Toedieningswegen en toedieningsvormen
  • Oraal: Tabletten, dragees, capsules, sublinguaal, drankjes, druppels
  • Rectaal: Zetpil (suppositorium), klysma
  • Cutaan: Crèmes, zalven, pleisters, gels
  • Slijmvliezen: Spoeling, druppels sprays, crèmes, tabletten
  • Longen: Spray, druppels, inhalatiespray (aerosolen), poederinhalator, inhalatievloeistof
  • Parenteraal: Intraveneus, intramusculair, subcutaan, pleister

Slide 29 - Slide

Voor- en nadelen?

Nadeel van gm in drank: er kan snel bacteriegroei ontstaan (bederf)



  1. Indicatie
  2. Contra-indicatie (relatief en absoluut)
  3. Interactie
  4. First-pass-effect
  5. Bloedspiegel
  6. Minimaal effectieve concentratie
  7. Therapeutische breedte
  8. Halfwaardetijd
  9. Cumulatie
  10. Therapietrouw/Compliance
  11. Placebo
  12. Polyfarmacie
  13. Pseudodubbelmedicatie
  14. Farmacogenetica 
Moeilijke begrippen

Slide 30 - Slide

Laat studenten mbv boek de begrippen uitzoeken.  12 en 13 staan niet in het boek. Hiervoor mag internet gebruikt worden. 
Opname van een geneesmiddel noemen we:
A
Distributie
B
Transport
C
Eliminatie
D
Absorptie

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

De eerste passage van medicatie door de lever noemen we:
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptiesnelheid
D
Eliminatie

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

De tijd die nodig is om de concentratie met de helft te verminderen noemen we?
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptiesnelheid
D
Eliminatie

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Voeding en geneesmiddelen kunnen elkaar onderling beïnvloeden. Dat noemen we?
A
Resistentie
B
Interactie
C
Cumulatie
D
Gewenning

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent cumulatie?
A
Opeenhoping van een bepaald medicijn
B
Allergische reactie
C
Dat je verslaaft bent aan een medicijn
D
Hoe een lichaam op een geneesmiddel reageert

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het als twee medicijnen elkaar beïnvloeden?
A
Gewenning
B
Interactie
C
Allergie
D
Verslaving

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
Denk aan de vragenpool Farmacologie 80%

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Moeilijke begrippen antwoorden:

1. Reden van gebruik
2. Patiëntgebonden reden om een middel niet te gebruiken.
3. Geneesmiddelen die elkaars werking beïnvloeden.
4. Eerste afbraak door lever*
5. Concentratie medicijn in bloed
6. Minimale bloedspiegel nodig voor effect
7. Verschil tussen werking en vergiftiging
8. Halvering van concentratie in bloed*
9. Opstapeling van medicijn in bloed
10. Nauwkeurigheid van gebruik medicijn
11. Toediening zonder werkzame stoffen
12. Chronisch gebruik van 5 of meer geneesmiddelen.
13. Gebruik van geneesmiddelen naast een ander geneesmiddel met dezelfde werking.
14. Hoe het lichaam op het geneesmiddel reageert.


Slide 38 - Slide

This item has no instructions