7/5 tekstverbanden

tekstverbanden
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Programma
- planning periode 4 + leerdoelen les
  5 min
- toetsen periode 4
  5 min
- woordenschat
 10 min
- Tekstverbanden en signaalwoorden
 15 min
-Oefenen
 20 min
-Afsluiting
  5 min

Slide 2 - Slide



week 19
herhaling tekstverbanden

week 20
lay-out

week 21
oefentoets leesvaardigheid I (dinsdag)

week 22
mening, argument en conclusie



week 23
tekstdoelen en publiek

week 24
werken met het stappenplan

week 25
tekstverbanden en signaalwoorden

week 26
herhalen begrippen
planning leesvaardigheid
P4
vanaf volgende week:

Elke les leesboek mee

Slide 3 - Slide

Woordenschat oefenen

Slide 4 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden aangeven tussen zinnen of alinea's.
B
Woorden die alleen gebruikt worden in brieven.

Slide 5 - Quiz

Waar dienen signaalwoorden voor?
A
Om de betekenis van moeilijke woorden uit te leggen.
B
Om de structuur van een tekst duidelijk te maken.

Slide 6 - Quiz

Hoe helpen signaalwoorden bij het lezen?
A
Ze helpen om de tekst beter te begrijpen.
B
Ze maken de tekst langer en moeilijker.

Slide 7 - Quiz

Wat is een signaalwoord voor een opsommend tekstverband?
A
Verder
B
Dus
C
Ten eerste
D
Ook

Slide 8 - Quiz

Tekstverbanden:

Concluderend

Redengevend

Tegenstellend

Opsommend
timer
1:00
toch
en
nog
maar
dus
want
concluderend
omdat

Slide 9 - Drag question

Wat is een overtuigende tekst?
A
Een tekst die veel moeilijke woorden bevat.
B
Een tekst die de lezer probeert te overtuigen.
C
Een tekst die alleen maar informatie geeft.
D
Een tekst die humoristisch is.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een overtuigende tekst?
A
Duidelijke argumenten en overtuigende voorbeelden.
B
Geen gebruik van alinea's en subkopjes.
C
Langdradige beschrijvingen en vage taalgebruik.
D
Veel spelfouten en onlogische redeneringen.

Slide 11 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van deugdzaam?
A
Behulpzaam
B
Eerlijk
C
Vriendelijk
D
Ondeugend

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je herkent de verbanden in een tekst aan de hand van signaalwoorden
  • Je beoordeelt verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten

Slide 13 - Slide

Welke tekstverbanden kunnen jij bedenken?
Schrijf er zoveel mogelijk op!!

Slide 14 - Mind map

Je kent zeven tekstverbanden:
      1. Chronologisch tekstverband
  2. Opsommend tekstverband
     3. Tegenstellend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband
5. Concluderend tekstverband
6. Redengevend tekstverband
7. Oorzakelijk tekstverband

Slide 15 - Slide

Signaalwoord van voorbeeld
Signaalwoord van oorzaak - gevolg
Signaalwoord van 
middel - doel
zodat
door middel van
als
hierdoor
daardoor
zoals

Slide 16 - Drag question

Vandaag 3 tekstverbanden erbij
 8. doel-middel verband
9. vergelijkend verband
10. voorwaardelijk verband

Slide 17 - Slide

Hoe omschrijf je een doel-middel verband het beste?
A
Geeft aan welk middel gebruikt wordt om een doel te bereiken
B
Welk doel er wordt gebruikt
C
Laat een verschil zien
D
Dit gebeurt buiten iemands wil

Slide 18 - Quiz

DOEL-MIDDEL VERBAND

Een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.


signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, etc.



Slide 19 - Slide

Wat geeft een vergelijkend verband aan?
A
Het laat zien wat je net hebt gelezen.
B
Het noemt twee zaken op.
C
Het laat een verschil of overeenkomst zien.
D
Huh, vergelijkend verband?!

Slide 20 - Quiz


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 21 - Quiz

Dit heet: 
Vergelijkend verband

Slide 22 - Slide

wat maakt een voorwaardelijk verband duidelijk?
A
een andere kant van de zaak aangegeven
B
geeft de auteur een verkorte weergave van informatie uit de tekst
C
onder welke voorwaarden iets gebeurt
D
geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken

Slide 23 - Quiz

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan

onder welke voorwaarden iets gebeurt.


Slide 24 - Slide

voorwaardelijk verband
tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Voorwaardelijk
Als...dan, indien, mits, tenzij, behalve als, op voorwaarde dat
Als jij je kamer opruimt, dan mag je naar de film. 

Slide 25 - Slide

Signaalwoorden van vergelijking
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van reden
net zo als
maar
daarom
want
in vergelijking met
toch

Slide 26 - Drag question

Slide 27 - Link

Oefeningen = huiswerk voor woensdag 14 mei
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Cursus 1 Meer dan lezen
Paragraaf 5 Tekstverbanden en signaalwoorden
Opdracht 1 t/m 12







Slide 28 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je herkent de verbanden in een tekst aan de hand van signaalwoorden.
Je beoordeelt verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten

Slide 29 - Drag question

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je herkent de verbanden in een tekst aan de hand van signaalwoorden
  • Je beoordeelt verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten

Slide 30 - Slide