This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H6.1 - LICHT, SCHADUW
Slide 1 - Slide
H6.1 Licht en schaduw
Soorten lichtbronnen
Schaduw
Slide 2 - Slide
Licht
Slide 3 - Mind map
Voorbeelden van kunstmatige lichtbronnen.
Slide 4 - Slide
www.funkyfish.nl
Slide 5 - Link
Hoe lichtstralen bewegen
Die lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen. Je ziet de lamp als een deel van dit licht in je ogen valt.
Hoe verder je bij de lamp vandaan gaat, des te zwakker wordt het licht. Dat zie je ook aan de lichtstralen: die bewegen steeds verder uit elkaar.
Slide 6 - Slide
Lichtbundels
Evenwijdig, divergent of convergent?
Slide 7 - Slide
Convergente lichtbundel
Een bundel die steeds kleiner wordt heet een convergente bundel.
De lichtbundel richt zich op een bepaald punt. Dit punt noemen we het brandpunt.
Als je een vergrootglas in de zon houdt ontstaat er een convergente lichtbundel. Ook een holle spiegel kan een convergente bundel laten ontstaan.
Slide 8 - Slide
Divergente lichtbundel
De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel.
Dit is een bundel waarbij de lichtstralen steeds verder uit elkaar gaan lopen.
Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.
Slide 9 - Slide
Evenwijdige lichtbundel
Een laser is een evenwijdige lichtbundel.
Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner. De lichtstralen lopen parallel.
Deze bundel houdt zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.
Slide 10 - Slide
De maan
De maan geeft zelf geen licht. Je kunt de maan zien doordat die het licht van de zon terugkaatst. Wanneer de verlichte kant van de maan naar je toegekeerd is, zie je een volle maan. Maar als de donkere kant van de maan naar je toegekeerd is, zie je niets.
Slide 11 - Slide
schaduw
met 1 lichtbron
schaduw
met 2 lichtbronnen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
0
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
Wat zijn directe lichtbronnen?
A
Voorwerpen die licht weerkaatsen
B
Voorwerpen die licht absorberen
C
Voorwerpen die zelf licht uitstralen
D
alle voorwerpen
Slide 16 - Quiz
Bij twee lichtbronnen heet de plek waar 1 lamp schijnt:
A
schaduw
B
kernschaduw
C
het donkere
D
halfschaduw
Slide 17 - Quiz
Een bal is geen directe lichtbron. Toch zie je de bal. Kruis de juiste bewering aan.
A
Ieder voorwerp zend een klein beetje licht uit. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
B
Het licht dat op de bal valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
C
Je ogen zenden licht uit. Een deel ervan komt op de bal terecht. en wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
Slide 18 - Quiz
Je ziet de voetbal als een deel van het teruggekaatste licht in je ogen valt.
Slide 19 - Slide
Weektaak week 13
Les 1: Herhalen H6.1 maak de werkblad opdrachten 12-13
Les 2: Maken H6.2 opdr 1 t/m 6
Les 3: maken H6.2 opdr 7 t/m 13 (ook de werkbladopdrachten maken)