samenvatting hoofdstuk 6

1 / 24
next
Slide 1: Slide
commerciële vaardighedenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

kosten

Slide 5 - Mind map

Vaste kosten
Variabele kosten
afschrijvingen
massage olie
huur
gas, water en licht
kosten wekelijkse reclamefolder
kosten eenmalige reclamefolde

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De vaste kosten bij een bedrijf zijn €200.000 per jaar. De normale afzet en productie zijn 10.000 stuks. De variabele kosten zijn €360.000 bij een werkelijke productie van 9.000. de integrale kostprijs is dan:
TekstC = (constante) vaste kosten
N = normale productie
V = totale variabele kosten
W = werkelijke productie
Integrale kostprijs = 𝐶/𝑁 + 𝑉/𝑊


Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

In een bedrijf zijn de jaarlijkse totale directe kosten €500.000. de jaarlijkse indirecte kosten zijn €250.000. voor een product zijn de directe kosten €42. De kostprijs voor dit product wordt als volgt berekend:

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Omzet is hetzelfde als winst
JA
NEE

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Slide

Je werkt in een schoenenwinkel en verkocht in het afgelopen jaar 5.200 schoenen. De gemiddelde inkoopprijs was €90 en de gemiddelde verkoopprijs €175. de overige variabele kosten waren €60.000 en de vaste kosten €200.000. Wat is de nettowinst?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Een onderneming verkoopt een product voor €10 per stuk. De productie kosten zijn:
Grondstofkosten €4 per stuk
Direct loon €1,20 per stuk
Verpakking €1,10 per stuk
Totale vaste kosten €9.000.000
Het aantal verkochte producten is 3.000.000 stuks

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Rob de eigenaar van de Steigeraar, overweegt om steigerhouten boekenkasten in productie te nemen. Voordat hij deze boekenkasten in zijn assortiment opneemt, wil hij weten wat zijn geschatte winst kan zij en wat de break-evenafzet moet zijn. Tess zet een en ander voor hem op een rij. De variabele kosten zijn €85 per stuk. De vaste kosten €20.000. Tess bepaald de verkoopprijs op €250. Op basis van deze informatie kan Tess voor Rob de winst berekenen en kan Rob bepalen of hij de boekenkasten wil gaan produceren

Slide 24 - Open question