Herhaling voor toets H4 en H5

Herhaling thema 4 en thema 5
Voortplanting
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling thema 4 en thema 5
Voortplanting

Slide 1 - Slide

Voorbereiding
Je hebt nodig een pen en papier

Bij elke vraag schrijf je het juiste antwoord op
De antwoorden komen aan het einde van de les

Slide 2 - Slide

Geslachtskenmerken
Primair; aanwezig vanaf de geboorte.


Secundair; ontstaan tijdens de puberteit.

ook geestelijke veranderingen & sociale veranderingen) verschillen in kleding, gedrag en denken. Deels aangeboren en deels aangeleerd.

Slide 3 - Slide

Vraag 1
Welke van de volgende stellingen is juist?

I    Bij jongens is de balzak een voorbeeld van een primaire geslachtskenmerk, bij meisjes de borsten.
II   Bij zowel jongens als meisjes ontstaan secundaire geslachtskenmerken door hetzelfde hormoon.

A. Stelling I is juist.
B. Stelling II is juist.
C. Stelling I & II zijn juist.
D. Stelling I & II zijn beide niet juist.

timer
1:00

Slide 4 - Slide

Puberteit
Groeispurt.
Lichaam bereid zich voor op voortplanting. Je wordt vruchtbaar.

Slide 5 - Slide

Jongens/mannen
Teelballen
  • Maken hormonen voor secundaire geslachtskenmerken.
  • Productie zaadcellen vanaf de puberteit.

Slide 6 - Slide

Vraag 2
In de afbeelding  van het mannelijk geslachtsorgaan hiernaast zijn een aantal onderdelen genummerd. Geef de naam van de nummers 4, 5, 7, 9 en 10.

timer
1:30

Slide 7 - Slide

Erectie
Om in erectie te komen vult de penis zich met bloed.

Stimuleren van de eikel kan leiden tot een zaadlozing. Hierbij verlaten miljoenen zaadcellen met zaadvocht (samen sperma) via de penis het lichaam.

Slide 8 - Slide

Vraag 3
In de afbeelding  van het vrouwelijk geslachtsorgaan hiernaast zijn een aantal onderdelen genummerd. Geef de naam van de nummers 1, 2, 4 en 8.

timer
1:00

Slide 9 - Slide

Meisjes/vrouwen
Eierstokken
  • Maken Geslachtshormonen, voor secundaire geslachtskenmerken.
  • Rijpen eicellen vanaf de puberteit.


Ovulatie = eisprong. Rijpe eicel verlaat de eierstok en vrouw is gedurende ongeveer 24 h vruchtbaar.


Menstruatie; als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden sterft
het slijmvlies in de baarmoeder af, en verlaat het lichaam.

Slide 10 - Slide

Vraag 4
De eerste dag van de menstruatie is op 1 februari. De eisprong is dan rond:

A. 4 februari.
B. 7 februari.
C. 14 februari.
D. 21 februari.

timer
0:30

Slide 11 - Slide

Vraag 4b
Als je vandaag ongesteld wordt, wanneer verwacht je dat je weer ongesteld wordt.

A. 9 februari.
B. 10 februari.
C. 11 februari
D. 3 februari.

timer
1:00

Slide 12 - Slide

Voortplanting
Geslachtsgemeenschap (= vrijen/seks).


Om als vrouw bevrucht te worden moeten spermacellen via de vagina en de baarmoeder naar de eileider kunnen.

Om dit mogelijk te maken zal de man met een erectie de vagina van de vrouw binnen gaan, en daar een zaadlozing krijgen.
Zaadcellen leggen daarna de weg naar de eileider af.

Slide 13 - Slide

Bevruchting
Een zaadcel overleeft gemiddeld 72 uur, binnen deze tijd moet deze een eicel bereiken.

Bevruchting:
Samensmelten van kernen van de eicel en de zaadcel
in de eileider.

Slide 14 - Slide

Vraag 5
Stelling I     Bevruchting vindt plaats in de baarmoeder.
Stelling II    Bevruchting vindt plaats op de eerste dag van de menstruatie.
Stelling III   Er kan maar één zaadcel de eicel binnendringen.

A. Alle stellingen zijn onjuist.
B. Alle stellingen zijn juist.
C. De stellingen I & II zijn juist, III is onjuist.
D. De stellingen I & II zijn onjuist, III is juist.
E. Stelling I is onjuist, II en III zijn juist.

timer
0:30

Slide 15 - Slide

Groei baby
In de eileider
  • Bevruchte eicel gaat zich delen.


In de baarmoeder
  • Klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies.
  • Tussen moeder en embryo ontstaat een placenta.

Slide 16 - Slide

Zwanger
Embryo, eerste 8 weken. Nu ontstaan alle onderdelen van het lichaam.

Foetus, 8w tot aan geboorte. Alleen nog groei.


Placenta, aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen. Afvoer van afvalstoffen. Tegenhouden van ziekteverwekkers.

Vruchtvliezen & vruchtwater beschermen embryo/foetus.

Slide 17 - Slide

Placenta
In de placenta lopen bloedvaten van zowel moeder als kind. 

Het bloed wordt van elkaar gescheiden voor een wand die wel voedingsstoffen, zuurstof, water, vitaminen e.d. doorlaat. Het bloed van moeder en kind heeft geen contact met elkaar.

Slide 18 - Slide

Tweelingen
Twee-eiig
Twee eicellen en twee zaadcellen. Baby’s genetisch verschillend.

Eeneiig
Eén bevruchte eicel. Bevruchte eicel is bij het delen in tweeën gesplitst. Baby’s genetisch identiek.

Slide 19 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Voorbehoedsmiddelen
     Tegen SOA’s en baby’s
     - Condooms

     Tegen baby’s
     - Hormonen
     - Koperspiraaltje
     - Sterilisatie

     - Zonder voorbehoedsmiddel… (maar zeer onbetrouwbaar)

Slide 20 - Slide

soa's
Zorg dat je wat algemene klachten kent. Je hoeft geen ziekteverschijnselen te koppelen aan een bepaalde SOA.

Slide 21 - Slide

Wat is dominant?
2 ouders met geel haar krijgen een baby met groen haar
A
Geel haar
B
Groen haar

Slide 22 - Quiz


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 23 - Quiz

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 24 - Quiz

Antwoorden

Slide 25 - Slide

Vraag 1
Welke van de volgende stellingen is juist?

I    Bij jongens is de balzak een voorbeeld van een primaire geslachtskenmerk,
bij meisjes de borsten.
II   Bij zowel jongens als meisjes ontstaan secundaire geslachtskenmerken
door hetzelfde hormoon.

A. Stelling I is juist.
B. Stelling II is juist.
C. Stelling I & II zijn juist.
D. Stelling I & II zijn beide niet juist.

Slide 26 - Slide

Vraag 2
4: prostaat
5: zaadblaasje
7: bijbal
9: voorhuid
10: eikel

Slide 27 - Slide

Vraag 3
1: eileider
2: blaas
4: vagina
8: eierstok

Slide 28 - Slide

Vraag 4
De eerste dag van de menstruatie is op 1 februari. De eisprong is dan rond:

A. 4 februari
B. 7 februari
C. 14 februari
D. 21 februari

Slide 29 - Slide

Vraag 4b
Als je vandaag ongesteld wordt, wanneer verwacht je dat je weer ongesteld wordt.

A. 9 februari.
B. 10 februari.
C. 11 februari
D. 3 februari.

timer
1:00
                                                        1            2         3

       4          5          6          7          8          9        10

       11         12         13         14        15        16        17

        18        19      20        21          22         23     24

      25        26         27      28          1

Slide 30 - Slide

Vraag 5
Stelling I     Bevruchting vindt plaats in de baarmoeder.
Stelling II    Bevruchting vindt plaats op de eerste dag van de menstruatie.
Stelling III   Er kan maar één zaadcel de eicel binnendringen.

A. Alle stellingen zijn onjuist.
B. Alle stellingen zijn juist.
C. De stellingen I & II zijn juist, III is onjuist.
D. De stellingen I & II zijn onjuist, III is juist.
E. Stelling I is onjuist, II en III zijn juist.

Slide 31 - Slide

Kahoot

Slide 32 - Slide