natuurlijke verschijnselen pre test

1 / 28
next
Slide 1: Slide
TechniekBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke kracht zorgt ervoor dat de touwen in de klimhal niet breken?
A
De zwaartekracht van de touwen.
B
De trekkracht van de touwen.
C
De veerkracht van de touwen.

Slide 2 - Quiz

Waar op de heuvel zal de slee versnellen en vertragen?
A
boven versnellen halverwege vertragen
B
boven vertragen onderaan versnellen
C
halverwege versnellen onderaan vertragen
D
nergens, de slee gaat overal even snel.

Slide 3 - Quiz

Ruben laat zijn skateboard achteruit bewegen. Hij zet met zijn voet af naar voren. Dit is een voorbeeld van actie en reactie. Wat is de actie????
A
Het skateboard dat achteruit gaat.
B
De voet die naar voren afzet.

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Elektronen zijn negatief geladen deeltjes.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar of niet waar?
Elektronen zijn piepkleine deeltjes die om de kern draaien.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar?
Negatief geladen deeltjes stoten positief geladen deeltjes af.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?
Elektronen bewegen makkelijk in geleiders.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Elektronen bewegen het snelst in isolatoren.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Geleider of isolator?
water
A
geleider
B
isolator

Slide 10 - Quiz

Geleider of isolator?
steen
A
geleider
B
isolator

Slide 11 - Quiz

Geleider of isolator?
plastic
A
geleider
B
isolator

Slide 12 - Quiz

Geleider of isolator?
metaal
A
geleider
B
isolator

Slide 13 - Quiz

Bas en Yan zitten in de zon.
Bas draagt een zwart shirt, Yan een wit shirt. Wat is waar?
A
Bas heeft het warmer: zwart neemt licht en warmte op.
B
Yan heeft het warmer: wit neemt licht en warmte op.

Slide 14 - Quiz

Waar of niet waar?
Het licht van de zon heeft alle kleuren van de regenboog.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar?
Een regendruppel kan het licht van de zon in verschillende kleuren splitsen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Waar of niet waar?
Een rode trui kaatst alle kleuren terug, behalve rood.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?
Als je rood, geel en blauw licht mengt, krijg je wit licht.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Door een vergrootglas zie je voorwerpen groter. Dat komt door:
A
Het vergrootglas witte lichtstralen splits in alle kleuren.
B
Een vergrootglas alleen rode en blauwe lichtstralen weerkaatst.
C
Het vergrootglas de lichtstralen van richting verandert.
D
De lichtstralen in een rechte lijn door het vergrootglas gaan.

Slide 19 - Quiz

Dit is de lens.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Dit deel van het oog wordt kleiner in vel licht.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

Dit deel geeft seintjes door aan de hersenen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Dit deel breekt de lichtstralen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Dit deel beschermt het oog.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Dit deel van het oog heet het netvlies.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Dit deel is het hoornvlies
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

Dit deel heet de pupil.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

SUCCES MET DE TOETS

Slide 28 - Slide