Werkwoorden - stam vinden

Werkwoorden in het enkelvoud en het meervoud

Leren

Ik leer

Jij leert

U leert

Hij/zij leert

Wij leren

Jullie leren

Zij leren

Komen

Ik kom

Jij komt

U komt

Hij/zij komt

Wij komen

Jullie komen

Zij komen

Lezen

Ik lees

Jij leest

U leest

Hij/zij leest

Wij lezen

Jullie lezen

Zij lezen

Luisteren

Ik luister

Jij luistert

U luistert

Hij/zij luistert

Wij luisteren

Jullie luisteren

Zij luisteren

Schrijven

Ik schrijf

Jij schrijft

U schrijft

Hij/zij schrijft

Wij schrijven

Jullie schrijven

Zij schrijven

Spreken

Ik spreek

Jij spreekt

U spreekt

Hij/zij spreekt

Wij spreken

Jullie spreken

Zij spreken

Even oefenen met werkwoorden.....................

Daniel ......................... een brief.
(schrijven)

Het kind ........................ een boek.
(lezen)

Achmed ....................... Nederlands.
(leren)

De jongen ............................... uit Duitsland.
(komen)

De meisjes .......................... naar muziek.
(luisteren)

De leerlingen ....................... Nederlands.

Hoe vind je de stam?

• De stam is de 'IK' vorm van een werkwoord.
• Je vindt de stam door 'IK' voor het werkwoord te plaatsen.
•  voorbeeld: IK snoep, IK werk, IK slaap

Wat is de stam van het werkwoord: 'antwoorden'?

1. antwoorden
2. antwoord
3. antwoordte
4. antwoordde

Wat is de stam van het werkwoord 'brengen'?

1. bracht
2. brengt
3. brengen
4. breng

Ik (houden)……… mijn hand op

1. houd
2. hield
3. houdt
4. hout

Het meisje (hebben)….. een mooie auto

1. hebt
2. hebben
3. heeft
4. had

Zij (zingen)……….. samen een mooi lied.

1. zingt
2. zing
3. zong
4. zingen

De oude man (houden) van lezen.

1. houdt
2. houd
3. hield
4. houden

Let op!

• Als het onderwerp achter de persoonsvorm staat

 komt er geen T achter de stam.

• Jij loopt...….Loop jij?
• Jij geeft...…….Geef jij?

Vul in:
Jouw kleine broertje (springen)………. in het water.

Vul in:
Jij schrijft een brief. (schrijven)……. jij elke week een brief?

Wat is het hele werkwoord van eet?

Hoe vind je de stam van een werkwoord?