H3 Starttaal sterke en onregelmatige werkwoorden

Sterke en onregelmatige werkwoorden
- Vul tegenwoordige tijd in, tenzij uit de zin blijkt dat je de verleden tijd of het voltooid deelwoord moet gebruiken.
- Let op: werkwoorden kunnen ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sterke en onregelmatige werkwoorden
- Vul tegenwoordige tijd in, tenzij uit de zin blijkt dat je de verleden tijd of het voltooid deelwoord moet gebruiken.
- Let op: werkwoorden kunnen ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

De tijger (verslinden) toen de gazelle
A
verslindt
B
verslond
C
verslondt

Slide 3 - Quiz

(Komen) je gisteren nog goed thuis?
A
Kwam
B
Kom
C
Komt

Slide 4 - Quiz

We (rijden) zojuist door de dikke mist.
A
rijden
B
reden
C
reedden

Slide 5 - Quiz

Hij heeft jarenlang op straat (zwerven).
A
gezworven
B
gezwerfd
C
gezwerft

Slide 6 - Quiz

Weet jij wat daar (gebeuren)?
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 7 - Quiz

Die jongen (zitten) vroeger bij mij in de klas
A
zit
B
zat

Slide 8 - Quiz

Die blessure (genezen) vanzelf, daar hoef je niets aan te (doen)
A
geneest, doen
B
geneesd, doen
C
genas, doen

Slide 9 - Quiz

Afgelopen jaar (lopen) hij de marathon van Rotterdam
A
loopt
B
liep

Slide 10 - Quiz

Waarom (bieden) je hem geen stoel aan?
A
bied
B
biedt
C
bood

Slide 11 - Quiz

Margreet (bidden) altijd voor het eten
A
bidt
B
bid
C
bad

Slide 12 - Quiz

Wat is daar eigenlijk (gebeuren)?
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 13 - Quiz

Gisteren (poten) wij de aardappelen
A
poten
B
pootten

Slide 14 - Quiz

De (poten) aardappelen
A
gepote
B
gepootte
C
gepotte

Slide 15 - Quiz

De (verloten) prijzen kunnen worden opgehaal..
A
verlootte, opgehaald
B
verlote, opgehaalt
C
verlootte, opgehaalt
D
verlote, opgehaald

Slide 16 - Quiz

De (vergroten) foto's zijn mooi geworden
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergrotte

Slide 17 - Quiz

De (te beantwoorden) brief ligt op je bureau
A
te beantwoorde
B
te beantwoorden

Slide 18 - Quiz

Ik vind (bakken) aardappels lekkerder
A
gebakken
B
gebakke

Slide 19 - Quiz

Het (witten) plafond ziet er netjes uit.
A
gewite
B
gewitte

Slide 20 - Quiz