V4 Argumenteren les 2

Wat gaan we doen?
  • korte terugblik op § 1 Standpunt en argument
  • argumentatiestructuren: wat zijn dat?
  • oefenen met het blokjesschema
1 / 77
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 77 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • korte terugblik op § 1 Standpunt en argument
  • argumentatiestructuren: wat zijn dat?
  • oefenen met het blokjesschema

Slide 1 - Slide

Huiswerk af?
4V: par. 1 (p.62 en 63) samenvatten (toetsklaar zetten) en (af)maken: opdr. 2 + 4 uit deze paragraaf.



4H: par. 1 (p.60) samenvatten + (af)maken opdracht 2 + 3 uit deze paragraaf.

Slide 2 - Slide

19/2          § 2 Argumentatiestructuren
  Doelen:
  • Je weet het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging (§ 1) 
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 3 - Slide

terugblik
standpunt
argument
tegenargument
weerlegging

Even herhalen...

Slide 4 - Slide

Wat is het standpunt in de volgende zin:

Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen; het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Ik zou..... schaatsen kopen
B
het is.... heeft gelegen

Slide 5 - Quiz

Varkens worden in Nederland erg slecht behandeld. Daarom kun je beter geen varkensvlees eten.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 6 - Quiz

Ik vind dat leerlingen in het voortgezet onderwijs snipperdagen moeten hebben. In het bedrijfsleven heeft iedereen daar namelijk ook recht op.
- Er zijn genoeg sectoren in de maatschappij waar werknemers helemaal geen snipperdagen hebben.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 7 - Quiz

Opdracht
Haal uit de tekst hiernaast:

- standpunt/stelling
- argumenten
- tegenargument
- weerlegging

Slide 8 - Slide

opdracht tweetallen
Stelling: Huiswerk is nutteloos, omdat het alleen maar tijd verspilt die je ook kunt gebruiken voor hobby's of rust.

Jullie zijn het niet met elkaar eens. 
1. Een van jullie geeft een tegenargument. 
2. Hoe kan de ander dit weerleggen?
(denk bij weerleggen dus aan feiten, voorbeelden en/of sterkere argumenten bieden)

Slide 9 - Slide

voorbeeld van een weerlegging
1.Feiten controleren: 'Uit onderzoek blijkt dat huiswerk maken ervoor zorgt dat je de lesstof beter onthoudt.'
2. tegenvoorbeelden geven: 'Ik merk dat ik beter voorbereid ben op toetsen als ik mijn huiswerk maak.'
3. sterkere argumenten: 'Huiswerk leert je ook vaardigheden als tijdsmanagement en discipline en die zijn nuttig in het leven.'

Slide 10 - Slide

Hw uit § 1: opdr 2  zie volgende sheet. Check met je eigen tekst.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Belangrijk!
  • Let op: sinds  2021 wordt de term 'weerlegging' niet meer gebruikt op havo en vwo. er is altijd sprake van een 'tegenargument', ongeacht of het tegen een standpunt of een argument ingaat.
  • Toch is het belangrijk dat je het onderliggende verschil kent. Waarom, denk je? 
  • Je valt de zwakke punten in een tegenargumentatie aan en je legt uit waarom de argumentatie niet klopt. Je zet dus niet je eigen argument ertegenover, je gaat in op het argument van de tegenstander.

Slide 14 - Slide

Betoog
Een betogende tekst heeft dus de volgende elementen:
  • Een stelling/standpunt
  • Argumenten voor de stelling
  • Een tegenargument
  • Een weerlegging van een tegenargument

Slide 15 - Slide

          § 2 Argumentatiestructuren
  Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 16 - Slide

Argumentatiestructuren
Argumenten kunnen op verschillende manieren het standpunt ondersteunen. Er zijn vier verschillende structuren, die je kunt weergeven in een blokjesschema. 

Slide 17 - Slide

Argumentatiestructuren

Slide 18 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument

Slide 19 - Slide

Hoe lees je het blokkenschema?
Als je van boven naar beneden leest, betekent een pijltje 'want'. Er komt dan een argument.
 Lees je van beneden naar boven, dan betekent het 'dus'. Er volgt dan uiteindelijk een mening/conclusie.

Slide 20 - Slide

Standpunt
Argument
Enkelvoudige argumentatie
want, omdat
Argument
Standpunt
daarom, dus 

Slide 21 - Slide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
Enkelvoudige argumentatie
want, omdat

Slide 22 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
We zijn al heel lang niet meer in het zwembad geweest
daarom, dus
Laten we vandaag naar het zwembad gaan 

Slide 23 - Slide

opdracht in tweetallen
Bedenk een enkelvoudige argumentatie met de volgende stelling: 
Ik vind vier toetsweken in het jaar te veel van het goede.

Check met de signaalwoorden van boven naar beneden en andersom of jouw argument klopt.

Slide 24 - Slide

Woensdag 5 maart
  1. §2 Argumentatiestructuren 
  2. §3 Argumentatieschema's

Slide 25 - Slide

Wat gaan we doen?

  • terugblik op § 2 Argumentatiestructuren
  • nieuw: argumentatieschema's: wat zijn dat?

Slide 26 - Slide

Huiswerk af?
cursus 2: argumenteren

4V: par. 2 (p.68 t/m 70) samenvatten (toetsklaar zetten) en (af)maken: opdr. 1 + 2 uit deze paragraaf.



4H: par. 2  samenvatten + maken opdracht 1 + 2  (online)

Slide 27 - Slide

Even kort herhalen uit de vorige les
Standpunt: Ik vind dat scholen pas om 9.00u moeten beginnen.

Bedenk hierbij: 
- twee argumenten vóór, 
- een tegenargument 
 - een weerlegging.

Slide 28 - Slide

Welke argumentatiestructuren ken je nog?

Slide 29 - Open question

          § 2 Argumentatiestructuren
  Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 30 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
  • ketenargumentatie
  • schikken = op volgorde zetten
  • onderschikken = onder elkaar op volgorde zetten
  • Niet alle argumenten zijn even belangrijk

Slide 31 - Slide

Standpunt
Argument
want, omdat
Argument
want, omdat
  • Tweede argument is een argument voor het eerste argument
Onderschikkende argumentatie

Slide 32 - Slide

Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
  • daarom, dus 
Argument
  • daarom, dus
  • In dit geval noem je het standpunt ook wel de conclusie

Slide 33 - Slide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
  • want
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
  • want
  • Tweede argument is hier minder belangrijk
Onderschikkende argumentatie

Slide 34 - Slide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer in het zwembad geweest
  • daarom, dus
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
  • daarom, dus
Onderschikkende argumentatie

Slide 35 - Slide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
want
Ik zoek een excuus om mijn nieuwe badpak te dragen
want
  • Bovendien, en = signaalwoorden van opsomming
  • Beide argumenten zijn even belangrijk
  • Twee losse argumenten die samen het standpunt onderbouwen
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
bovendien, en

Slide 36 - Slide

Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Het is de hele dag mooi weer
's Ochtens schijnt de zon volop
's Middags blijft het 27 graden
  • want
  • Beide argumenten zijn nodig om de bewering waar te laten zijn
  • Het standpunt gaat hier over de hele dag

Slide 37 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument

Slide 38 - Slide

opdracht in tweetallen
Bedenk een nevenschikkende (onafhankelijke) argumentatie met de volgende stelling:
Alle jongeren in Nederland onder 18 jaar moeten aan teamsport gaan doen.
 

 



Slide 39 - Slide

Combinatie
Het kan zo zijn dat in een tekst meerdere argumenten voorkomen, waarvan er ten minste één wordt ondersteund door een subargument.

Er is dan sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie. 

Zie volgende sheet (voorbeeld)

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Enkelvoudige argumentatie kan niet uit meerdere argumenten bestaan.
A
Eens
B
Oneens

Slide 42 - Quiz

1. Een onderschikkende en nevenschikkende argumentatie heeft altijd meerdere argumenten.
2. Een enkelvoudige argumentatie heeft één argument.
3. En bij onderschikkende argumentatie is er altijd minstens één subargument.
A
1, 2 ,3 Juist
B
1. Onjuist
C
2. Onjuist
D
3. Onjuist

Slide 43 - Quiz

Afsluiten
Wat vind je nog lastig? Schrijf dit op de post-it. 

Slide 44 - Slide

Maken
Maak de opdrachten 1 + 2 . Mag online, mag uit je lesboek



Slide 45 - Slide

STANDPUNT
ARGUMENT
SUBARGUMENT
Er moet meer aandacht komen voor de mentale gezondheid van studenten. 
Steeds meer studenten kampen met burn-outklachten, nog voordat ze de arbeidsmarkt betreden
Onderzoeken tonen aan dat studenten 63% meer stress ervaren dan de studenten van tien jaar geleden. 

Slide 46 - Drag question


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 47 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 48 - Quiz

Een argumentatieschema met één standpunt en één argument noemen we...
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie

Slide 49 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 50 - Quiz


A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 51 - Quiz

Winford is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 52 - Quiz

Enkelvoudige argumentatie:
A
de schrijver gebruikt meerdere argumenten
B
de schrijver ondersteunt een argument met een ondersteunend argument
C
de schrijver onderbouwt zijn mening met één standpunt
D
de schrijver houdt een betoog

Slide 53 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 54 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 55 - Quiz

Winford is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 56 - Quiz

Macht maakt je een slechter mens. Dit weten we omdat mensen die langere tijd een hoge functie hebben in de politiek, in het bedrijfsleven of in andere organisaties vaak anders denken en handelen dan voordat ze deze machtspositie hadden
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie

Slide 57 - Quiz

Wat staat er in het slot van een argumentatiestructuur?
A
samenvatting
B
herhaling van de stelling

Slide 58 - Quiz

Hoe is een argumentatiestructuur opgebouwd?
A
Standpunt - Argumenten
B
Argumenten - mening
C
Standpunt-argumenten-samenvatting
D
Standpunt-argumenten-herhaling standpunt

Slide 59 - Quiz

Verschil
Tussen onderschikkende en nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten.

Bij een onderschikkende argumentatie wordt het argument ondersteund. 
Bij een nevenschikkende argumentatie (met afhankelijke argumenten) wordt het standpunt ondersteund. 

Slide 60 - Slide

Hoe noem je deze vorm van argumentatie?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende meervoudige argumentatie
C
Meervoudige argumentatie
D
Onderschikkende enkelvoudige argumentatie

Slide 61 - Quiz

signaalwoorden argumentatie
- voor het standpunt: naar mijn mening, concluderend, kortom, dus, daarom
- voor argumenten die losstaan van andere argumenten: ten eerste…, overigens, nog afgezien van, trouwens
- voor argumenten die horen bij andere argumenten: daarbij komt, vooral ook, omdat.
- redenen en verklaringen: omdat, want, namelijkaangezien, op grond van, immers, om die reden

Slide 62 - Slide

oefenen blokjesschema
Kies een van de voorwerpen op de volgende sheet. Overtuig je publiek dat ze dit voorwerp écht moeten aanschaffen.

Hoe? 
-> Noteer je standpunt en argumenten eerst in een blokjesschema.
-> Je krijgt max. 2 minuten om je publiek te overtuigen.



Slide 63 - Slide

Slide 64 - Slide

oefenen blokjesschema
Overtuig je publiek om dit voorwerp aan te schaffen:
Noteer je standpunt en argumenten in een blokjesschema

check:  -van boven naar beneden   want, omdat
                -van onder naar boven         dus, daarom
                -van links naar rechts            en, bovendien

Slide 65 - Slide

opdrachten + huiswerk  
Maak opdracht 1 + 2 v.a. p. 69

Huiswerk voor 5/2: maken opdracht 3 p.71 + samenvatting theorie § 3 p.74

Slide 66 - Slide


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 67 - Quiz


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 68 - Quiz

Bij onderschikkende argumentatie wordt een argument ondersteund door een
subargument.
A
juist
B
onjuist

Slide 69 - Quiz

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 70 - Quiz

Wat is onderschikkende argumentatie?
A
er zijn twee losse argumenten
B
je hebt één argument die het standpunt alleen kan ondersteunen
C
een argument wordt ondersteund door een ander argument
D
het eerste argument krijgt hulp van een tweede argument

Slide 71 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 72 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onder-schikkende argumentatie

Slide 73 - Quiz

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 74 - Quiz

Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan. Ik ga dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 75 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 76 - Quiz


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 77 - Quiz