Woorden 4.5 hyperbool en eufemisme

Hyperbool en eufemisme
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hyperbool en eufemisme

Slide 1 - Slide

Deze les
- huiswerk bespreken
- lesdoel
- disclaimer
- samen oefenen/bespreken
- zelf oefenen
- nabespreken

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat een hyperbool en eufemisme is en je kunt ze herkennen.

Slide 4 - Slide

Wat is een taboewoord?

Slide 5 - Open question

Hyperbool

Slide 6 - Slide

Eufemisme

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Ik heb broodnodig brood nodig.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 9 - Quiz

Ik verveel me dood tijdens die les.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 10 - Quiz

Er zijn enkele foutjes gemaakt in het rapport.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 11 - Quiz

Opa is vorig jaar heengegaan.
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 12 - Quiz

Voorbeeld 1
eufemismes


Gastarbeider
Buitenlander
Allochtoon
Persoon met een migratieachtergrond

Slide 13 - Slide

Voorbeeld 2
Gehandicapt ***  invalide *** mindervalide *** andersvalide ***
Persoon met een beperking *** persoon met zorgbehoefte

Slide 14 - Slide

Voorbeelden 3 & 4
Zelfmoord *** Zelfdoding
***Het eigen leven nemen **Suïcide

Ouden van dagen *** oudje *** bejaarde *** 
Senioren

Slide 15 - Slide

Schrijf in tweetallen een Funda tekst (om een huis te verkopen), waarin je minstens één hyperbool en minstens één eufemisme schrijft. Gebruik maximaal 75 woorden.

Slide 16 - Open question

Wat ga je doen?
Maak opdracht 11, 13, 14 en 15 op bladzijde 49-51 van boek B 

5 minuten in stilte, daarna bespreken met elkaar
timer
5:00

Slide 17 - Slide