Les 24

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
1. Straattaalwoord 

2. Herhalingsquiz H5 taalverzorging

3. NIEUW: taalverzorging H6

4. OP SCH0OL: spelletje en THUIS: hw maken

HUISWERK: p. 158 en 159 (p. 160+161 zijn voor volgende week door lesuitval)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Link

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
1. Straattaalwoord 

2. Herhalingsquiz H5 taalverzorging

3. NIEUW: taalverzorging H6

4. OP SCH0OL: spelletje en THUIS: hw maken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

(oud spreekwoord)

Op de markt/ is/ een gulden/ een daalder/ waard.
A
bwb = op de markt
B
bwb = een gulden
C
bwb = waard
D
bwb = is

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bonusvraag: wat is waar?

'' Op de markt is een gulden een daalder waard?''
A
1 gulden was net zoveel waard als 1 euro
B
een daalder was 2 gulden 50 (2,50) waard
C
1 gulden was meer waard dan 1 euro
D
een daalder was 2 gulden

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


We / gaan /met het vliegtuig/ naar Londen.

A
1 bwb: met het vliegtuig
B
1 bwb: naar Londen
C
2 bwb's: /met het vliegtuig/ + /gaan/
D
2 bwb's: /met het vliegtuig/ + /naar Londen/

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Gek /ben /ik /niet.

A
Er staat 1 bwb in de zin: niet
B
Er staat 1 bwb in de zin: gek
C
Er staan 2 bwb's in de zin: /gek/ + /niet/
D
Er staan GEEN bwb's in deze zin

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet:

Er bestaan zinnen ZONDER bijwoordelijke bepalingen

A
niet waar
B
waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet:

'Natuurlijk' (als het uiteraard betekent), 'niet' en 'misschien' zijn ALTIJD bwb.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet:

Als je een zin ontleedt (onderwerp, persoonsvorm etc), dan is het eerste wat je doet de BWB's zoeken.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet:

hoogste trede (1) = overtreffende trap
middelste trede (2) = stellende trap
onderste trede (3) = vergrotende trap
A
niet waar
B
waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
meest, meer, veel
B
best, beter, goed
C
liefst, liever, graag
D
Ze zijn allemaal goed

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
machtelozer
B
machteloser
C
machteloozer
D
machtelooser

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
Ik ben beter als hij.
B
Hij is beter dan haar.
C
Zij is beter dan jij.
D
Wij zijn beter als jullie.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
Ik ben even snel als hij.
B
Hij is even snel dan zij.
C
Zij is even snel dan jij.
D
Wij zijn even snel als jouw.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
kettingetje
B
kettingtje
C
kettinktje
D
kettinkje

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
jongetje
B
jongentje
C
jongenje
D
jonkentje

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed? (jockey)
A
jockey'tje
B
jockeytje
C
jockie'tje
D
jockieje

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed? (lolly)
A
lollietje
B
lollytje
C
lolly'tje
D
lollie'tje

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed? (kano)
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanootje
D
kanoo'tje

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

LAATSTE VRAAG

Waar of niet:
Sprookje is het verkleinwoord van 'sprook'
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
1. Straattaalwoord 

2. Herhalingsquiz H5 taalverzorging

3. NIEUW: taalverzorging H6

4. OP SCH0OL: spelletje en THUIS: hw maken

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Taalverzorging hoofdstuk 6
p. 158 + p.159
''Vaste voorzetsels bij werkwoorden'' 
(grammatica woordsoorten, dit hoort niet bij ontleden)

----> Wat zijn voorzetsels ook al weer??????

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Taalverzorging hoofdstuk 6
----> Wat zijn voorzetsels ook al weer??????

SINDS het feest (is zij ineens heel populair.)
(De kat springt) VAN de kast (en komt) NAAST de kast (terecht.)

TIJDENS het feest (vielen de lampen uit.)
AAN de kast (hangt een spiegel.)


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is GEEN voorzetsel?
A
gedurende
B
niet
C
op
D
onder

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN voorzetsel?
A
naar
B
na
C
natuurlijk
D
om

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Taalverzorging hoofdstuk 6
p. 158 + p.159
''Vaste voorzetsels bij werkwoorden'' 
(grammatica woordsoorten, dit hoort niet bij ontleden)

----> Wat zijn VASTE voorzetsels ??????

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Taalverzorging hoofdstuk 6
''Vaste voorzetsels bij werkwoorden'' ----> Wat zijn VASTE voorzetsels ??????

Het werkwoord 'gaan' heeft GEEN vast voorzetsel.
Ik ga NAAR school.
Ik ga OP vakantie.

Het werkwoord 'behoren' heeft WEL vast voorzetsel.
Groningen behoort TOT de drie armste steden van Nederland (= echt waar!).

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
1. Straattaalwoord 

2. Herhalingsquiz H5 taalverzorging

3. NIEUW: taalverzorging H6

4. OP SCH0OL: spelletje en THUIS: hw maken

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

SPELLETJE (ETEN)
PIZZA
ANANAS
SPIN = FOUT
SUIKERSPIN = GOED ;-)

timer
0:05

Slide 34 - Slide

WALNOOT

Slide 35 - Slide

This item has no instructions