H5 - T7: BS3 - trofische niveaus en energiestroom

Basisstof 3: ecosystemen
H5
Thema 7
Ecologie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Basisstof 3: ecosystemen
H5
Thema 7
Ecologie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt voedselrelaties in een ecosysteem beschrijven
  2. Je kunt energiestromen in een ecosysteem beschrijven
  3. Je kent en herkent de verschillende rollen van organismen in een ecosysteem
  4. Je kunt uitleggen waardoor er energieverlies optreedt in een voedselketen

Slide 2 - Slide

Voedselrelaties zichtbaar maken in een ecosysteem
voedselketen
<------

voedselweb
------>
voedselweb: alle voedselrelaties in een ecosysteem
voedselketen: slechts 1 keten uit het voedsel web

Slide 3 - Slide

belangrijke begrippen
organische stof: bevat én C én H en vaak O, grotere moleculen
anorganische stof: niet alle drie de elementen

anaeroob: zonder zuurstof

autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken

heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen

Slide 4 - Slide

belangrijke begrippen
organische stof: bevat én C én H en vaak O, grotere moleculen
anorganische stof: niet alle drie de elementen

anaeroob: zonder zuurstof

autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken
heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen
reducent



consument



producent
produceert organische stof
anorganische stof > organische stof
verbruikt al aanwezige organische stof
organische stof > organische stof
breekt organische stof af
organische stof > anorganische stof
autotroof
heterotroof
heterotroof

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Basale kringloop
organische stof: bevat én C én H en vaak O, grotere moleculen
anorganische stof: niet alle drie de elementen

anaeroob: zonder zuurstof

autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken
heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen
basale kringloop
producenten
consumenten
reducenten

Slide 7 - Slide

assimilatie vs dissimilatie

Slide 8 - Slide

assimilatie vs dissimilatie

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

belangrijke begrippen
organische stof: bevat én C én H en vaak O, grotere moleculen
anorganische stof: niet alle drie de elementen

anaeroob: zonder zuurstof

autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken
heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen
Energieverlies per trofisch niveau
Als energie in een ecocsysteem wordt doorgegeven aan het volgende trofisch niveau, raakt 90% van die energie verloren!

Slide 11 - Slide

Een energiestroomschema
BINAS 93-A-2
n = dit trofisch niveau

Pn = productie dit trofisch niveau
Pn-1 = productie vorig trofisch niveau

I = Inname van voedsel (intake)
F = Uitwerpselen (faeces)
R = Verbranding (respiratie)

Slide 12 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt voedselrelaties in een ecosysteem beschrijven
  2. Je kunt energiestromen in een ecosysteem beschrijven
  3. Je kent en herkent de verschillende rollen van organismen in een ecosysteem
  4. Je kunt uitleggen waardoor er energieverlies optreedt in een voedselketen

Slide 13 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Een slang eet een muis. Van welke voedselrelatie is er dan sprake?
A
predatie
B
parasitisme
C
vraat

Slide 14 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat vraat is

Slide 15 - Open question

Sleep de termen naar de juiste beschrijvingen toe:
Deze organismen zetten de organische stoffen in detritus om in anorganische stoffen
Deze organismen assimileren organische stoffen
Deze organismen doen aan voortgezette assimilatie. Ze nemen organische stoffen op uit hun omgeving
producenten
consumenten
reducenten

Slide 16 - Drag question

Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 17 - Drag question

Sleep de termen naar de bijbehorende omschrijving
Deze organismen halen energie uit chemische processen om daarmee te assimileren.
Deze organismen kunnen zelf geen organische stoffen maken. Hiervoor zijn ze van andere organismen afhankelijk
Deze organismen onttrekken alleen maar anorganische stoffen uit hun omgeving. Daar maken ze organische stoffen van.
Deze organismen vangen lichtenergie op om daarmee te kunnen assimileren
autotroof
chemo-autotroof
foto-autotroof
heterotroof

Slide 18 - Drag question

Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen. Begin links met het laagste trofisch niveau

Slide 19 - Drag question

Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken.
Van welke voedselrelatie is er sprake tussen de bonenplant en de spint?
Van welke voedselrelatie is er sprakke tussen de spint en de roofmijt?

Slide 20 - Open question

Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken.
Leg uit dat het functioneel is voor planten om de terpenen pas af te scheiden als ze worden bedreigd door herbivoren.

Slide 21 - Open question

Hiernaast zie je een piramide. De breedte van de balk van het onderste trofische niveau is smaller dan de balk daarboven.
Welke verklaring daarvoor is het meest aannemelijk?
A
bomen creëren minder biomassa dan bladeters
B
Alle bomen bij elkaar wegen minder dan alle bladeters bij elkaar
C
de getoonde piramide is een piramide van aantallen
D
Dit is een piramide uit een ecosysteem waar niet veel bomen groeien

Slide 22 - Quiz

Leg met behulp van dit voedselweb uit dat de kikker zowel een consument 2e orde als consument 3e orde is.

Slide 23 - Open question

Het proces dat in de reactievergelijking is weergegeven is een voorbeeld van
A
assimilatie
B
dissimilatie

Slide 24 - Quiz

Welke groepen van organismen zijn in staat tot dit proces?

Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 25 - Quiz

Leg uit waarom niet de volledige hoeveelheid biomassa die geproduceerd wordt door producenten in een ecosysteem (bruto primaire productie) beschikbaar is voor de consumenten eerste orde.

Slide 26 - Open question

Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema
Het voedselaanbod 
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme
Deel van het voedselaanbod dat niet wordt gegeten 
Energieverlies door dissimilatie  

Slide 27 - Drag question

Leerdoelen
  1. Je kunt voedselrelaties in een ecosysteem beschrijven
  2. Je kunt energiestromen in een ecosysteem beschrijven
  3. Je kent en herkent de verschillende rollen van organismen in een ecosysteem
  4. Je kunt uitleggen waardoor er energieverlies optreedt in een voedselketen

Slide 28 - Slide