woordformules

Hoort de tabel bij de grafiek?
A
Ja
B
Nee
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hoort de tabel bij de grafiek?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quiz

Josje heeft een OV-kaart. Hierbij hoort de formule:
reistegoed in € = 20 – 3 × aantal ritten.
Leg deze formules uit?

A
Begingetal is € 20 en per rit gaat er € 3 af
B
Begingetal is € 20 en per rit komt er € 3 bij
C
Begingetal is € 3 en per rit gaat er € 20 af
D
Begingetal is € 3 en per rit komt er € 20 bij

Slide 2 - Quiz



Welke formules zijn gelijk?
A) aantal x 2 + 5 = bedrag
B) 2 + 5 x aantal = bedrag
C) aantal x 5 + 2 = bedrag
A
A en B
B
B en C
C
A en C
D
A en B en C

Slide 3 - Quiz

Twee heteluchtballonen zijn aan het dalen
Hierbij horen de formules:
ballon 1: hoogte in m = 1200-125t
ballon 2: hoogte in m = 1500-200t
t= tijd in minuten

Welke ballon is het hoogst gekomen?
A
ballon 1
B
ballon 2

Slide 4 - Quiz

Heeft deze grafiek regelmaat?
A
nee
B
ja
C
weet ik niet

Slide 5 - Quiz

wat is een grafiek ?
A
een verhaaltje
B
een plaatje over getallen
C
een rekenmachine
D
een tekening

Slide 6 - Quiz

Dit is een lineaire grafiek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is het verband van
deze grafiek?
A
bedrag in euro's tijd in weken
B
75 en 3
C
rechte lijn
D
hoogte in meters tijd in uren

Slide 8 - Quiz

Welke grafiek is niet lineair?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Ze zijn alle drie lineair

Slide 9 - Quiz

De grafiek is:
A
stijgend
B
dalend

Slide 10 - Quiz