1LAT week 4

Maandag 23 januari
1. terugblik behandelde stof
2.  nominatief en accusatief (2.7) 
-instructies
-oefeningen 

Lesdoelen in portfolio: 
je kunt 
1. de naamval (nominatief of accusatief), het genus, het getal van het zelfstandig naamwoord vormen en bepalen
2.het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een Latijnse zin aanduiden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 23 januari
1. terugblik behandelde stof
2.  nominatief en accusatief (2.7) 
-instructies
-oefeningen 

Lesdoelen in portfolio: 
je kunt 
1. de naamval (nominatief of accusatief), het genus, het getal van het zelfstandig naamwoord vormen en bepalen
2.het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp in een Latijnse zin aanduiden

Slide 1 - Slide

Wat is een naamval precies?

Slide 2 - Open question

Welke naamval gebruik je voor het onderwerp in de zin?

Slide 3 - Open question

De accusatief gebruik je voor
A
onderwerp
B
nwdg
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Nominatief of accusatief?
avos
A
nom
B
acc

Slide 5 - Quiz

Nominatief of accusatief?
rosae
A
nom
B
acc

Slide 6 - Quiz

Nominatief of accusatief?
duces
A
nom
B
acc

Slide 7 - Quiz

DUS: 
Nominatief:
1. onderwerp
2. NWDG

Accusatief: 
1. Lijdend voorwerp 

Slide 8 - Slide

Stam en uitgang (nom)

ros-a
av-us
don-um

De nominatief is ALTIJD de vorm die in de linkerkolom in de woordenlijst staat ('woordenboekvorm')

Slide 9 - Slide

Stam en uitgang (acc)
duc-es
corpor-a
matr-es 

In de middenkolom kun je de stam vinden van woorden uit de tweede klasse. 

Slide 10 - Slide

Zoek op in de woordenlijst! 
1. Wat is de nominatief enkelvoud van flumina? 
2. Wat is de stam van het woord urbs? 
3. Wat is de accusatief meervoud van rex? 
4. Wat is de stam van het woord fons? 
5. Wat is de stam van het woord porta?

Slide 11 - Slide

De vorm van het woord bepaalt de functie in de zin! 
Bekijk het verschil: 
a. Julia Marcum videt= Julia ziet Marcus

b. Marcus Juliam videt= Marcus ziet Julia 

(in het NE gebruiken we de woordvolgorde om het verschil te laten zien) 

Slide 12 - Slide

Hoe vertaal je: video patrem
A
de vader kijkt
B
ik hoor de vader
C
ik zie de vader
D
bekijk de vader

Slide 13 - Quiz

welke naamval heeft 'patrem' dus?
A
nom
B
acc

Slide 14 - Quiz

Aan het werk
Oefeningen bij paragraaf 2.7 

Slide 15 - Slide

Dinsdag 24 januari
1. Oefeningen 2.7 bespreken
2. Persoonlijk voornaamwoord

Lesdoelen: portfolio! 

Slide 16 - Slide