Week 4 - Les 1 (dinsdag)


Week 4 - Les 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Week 4 - Les 1

Slide 1 - Slide

Planning
1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad
2) opdr 1+2 maken (blz 31)
3) bespreking who-whose-whom-which-that
4) werkblad relative clauses
5) taaldorp

Slide 2 - Slide

1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad




1) Log in op lessonup
2) Ga na Week 4 - Les 1 (dinsdag)
3) Kijk je antwoorden na en verbeter je fouten!
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Antwoorden werkblad
1) have invited
2) was raining - went
3) was shining
4) had
5) rang - was cooking
6) has been travelling
7) did not speak
8) has not read
9) have just washed
10) did you go
11) have been married
12) invented
13) was
14) have known
15) did not watch
16) were watching
17) were not
18) has had
19) have never ridden
20) were going - stole

Slide 4 - Slide

Antwoorden 
opdr 9

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdr 10

Slide 6 - Slide

Planning
1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad
2) opdr 1+2 maken (blz 31)
3) bespreking who-whose-whom-which-that
4) werkblad relative clauses
5) Taaldorp

Slide 7 - Slide

Opdracht 1 en 2 (blz 31)
* Opdracht 1: Kruis de vakjes aan die bij jou passen en schrijf een korte omschrijving van jezelf in het Engels. Gebruik je antwoorden van A en geef voorbeelden van gedrag dat typisch is voor jou.


* Opdracht 2: Geef van ieder woord aan of het positief (positive), negatief (negative) of beiden/geen van tweeën (neither/both) is.

Slide 8 - Slide

Antwoorden opdr 2

Slide 9 - Slide

Planning
1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad
2) opdr 1+2 maken (blz 31)
3) bespreking who-whose-whom-which-that
4) werkblad relative clauses
5) TAALDORP

Slide 10 - Slide

Who, Which, Whom, Whose, That
Who = verwijst naar mensen --> This is the man who stole my dog.

Whom = verwijst naar mensen direct na een voorzetsel --> The woman to whom John is talking is famous.

Which = verwijst naar dieren of dingen --> This is the cat which I got for my birthday.

Whose = verwijst naar bezit van een persoon --> He is the man whose guitar was stolen.

That = verwijst naar mensen, dieren of dingen en kan NIET gebruikt worden als er komma's staan --> This is the man that helped me yesterday.

Weglaten = bij bijzinnen zonder komma en een ander woord is het onderwerp --> That is the song I have written.

Slide 11 - Slide

LessonUp opdracht
* Typ het ontbrekende woord.

Let op: Je mag alleen kiezen uit who - which - whose en whom

Slide 12 - Slide

I don't like people ___ lose their temper easily.

Slide 13 - Open question

The trumpet is the instrument _____ really excites me.

Slide 14 - Open question

She is the only person _____ understands me.

Slide 15 - Open question

This is the guy _____ wife works for my brother.

Slide 16 - Open question

It seems that the Earth is the only planet _____ can support life.

Slide 17 - Open question

We stayed at the Grand Hotel _____ Jane had recommended to us.

Slide 18 - Open question

The bed _____ I slept in last night wasn’t very comfortable.

Slide 19 - Open question

Planning
1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad
2) opdr 1+2 maken (blz 31)
3) bespreking who-whose-whom-which-that
4) Maken werkblad who-whose-whom-which-that
5) TAALDORP

Slide 20 - Slide

Werkblad relative clauses
* Kruis bij iedere zin het juiste antwoord aan

* Er is steeds maar één correct antwoord

Slide 21 - Slide

Antwoorden werkblad
11) who
12) whose
13) where
14) in which
15) who
16) who
17) which
18) that
19) where
20) whose
1) whom
2) where
3) whose
4) who
5) in which
6) which
7) who
8) which
9) that
10) where

Slide 22 - Slide

Planning
1) nakijken opdr 9 tm 11 (blz 27-29) en werkblad
2) opdr 1+2 maken (blz 31)
3) bespreking who-whose-whom-which-that
4) Maken werkblad who-whose-whom-which-that
5) TAALDORP

Slide 23 - Slide

Homework
Taaldorp voorbereiden

Slide 24 - Slide