Woordenboek en lezen (oefenen)

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Stappenplan lezen
1. Titel - wat zegt de titel? / Plaatjes? / Wat voor een tekst?
2. Lees de vragen door (incl. de antwoorden)
3. Lees nu de tekst 



4. Weet je echt niet wat een woord betekent (andere taal/ "hardop voorlezen"), zoek het dan op, maar doe dit zo weinig mogelijk (kost veel tijd).
5. Beantwoord nu de vragen
Eerst ga je de tekst skimmen (snel lezen). Je bekijkt de opvallende stukjes en per alinea de eerste en laatste zin.
Daarna ga je de tekst scannen, waarbij je op zoek gaat naar specifieke informatie.
Tot slot ga je de tekst intensief lezen, waarbij je de tekst helemaal gaat lezen.

Slide 2 - Slide

Soorten leesstrategiën
  • voorspellen
  • voorkennis gebruiken
  • structuur van de tekst ontdekken / gebruiken
  • scannen / selectief lezen
  • intensief / gedetailleerd lezen 
  • woordbetekenissen afleiden of raden

Slide 3 - Slide

Voorkennis gebruiken
Door het gebruik van voorkennis kun je eventueel gebrek aan woordkennis compenseren. Je kunt de tekst dus begrijpen zonder dat je alle (moeilijke) woorden moet kennen of opzoeken.

Slide 4 - Slide

Structuur ontdekken en gebruiken
Je moet verbanden tussen delen van een tekst kunnen herkennen en aangeven. Denk hierbij aan conclusies, opsommingen, voorbeelden, verwijzingen etc. Hierbij zijn de signaalwoorden erg belangrijk!

Slide 5 - Slide

Voorspellen
Kijk naar titel, plaatjes, onderschriften, tussenkopjes en of opvallende woorden.

Slide 6 - Slide

Scannen
Je scant de tekst om een bepaald stukje 
informatie te vinden. Je leest dus selectief. 
Als je opzoek bent naar maar één bepaald 
gegeven, maak je gebruik van scannen.

Gevonden? Check het wel! 

Slide 7 - Slide

Intensief (gedetailleerd lezen)
Een (korte) tekst of een gedeelte intensief lezen om de vraag te kunnen beantwoorden. 
De tekst: uitpluizen, verbanden ontdekken en leggen.

Slide 8 - Slide

Woordbetekenissen raden / afleiden
Woordenboek gebruiken is handig, maar kost heel veel tijd. 
  • Lijkt het woord op het Nederlands of Engels (andere MVT)?
  • Spreek het woord in gedachten uit. 
  • Hak het woord in stukjes. Gebruik je dan het woordenboek? Zoek eerst op het laatste stukje van de samenstelling. 
  • Kijk naar de context waarin de zin staat. 

Slide 9 - Slide

eerste kennismaking met tekst + vragen
  1. bekijk het plaatje bij de tekst
  2. lees de titel en de inleiding
  3. Probeer voor jezelf nu te verplaatsen in het onderwerp

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Het gebruik van een woordenboek

Slide 12 - Slide

Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud

Slide 15 - Quiz

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord

Slide 16 - Quiz

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond

Slide 17 - Quiz

SIGNAALWOORDEN
Dat zijn woorden die zeggen dat er wat gaat gebeuren!

Slide 18 - Slide

6. also

A
dus
B
want
C
daarom
D
of

Slide 19 - Quiz

7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later

Slide 20 - Quiz

8. zum Beispiel

Slide 21 - Open question

9. aber

Slide 22 - Open question

10. weil

Slide 23 - Open question

Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.

Slide 24 - Slide

Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?

De infinitief is het hele werkwoord.

Slide 25 - Slide

11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind

Slide 26 - Quiz

12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten

Slide 27 - Quiz

15. Er macht die Menschen neugierig.

Slide 28 - Open question

Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.

Slide 29 - Slide

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Slide 30 - Slide

16. Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 31 - Open question

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.
Kies de vertaling die het beste in de context past.

Slide 32 - Slide

17. Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 33 - Open question

18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?

Slide 34 - Open question

19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

Slide 35 - Open question

21. Berufswechsel

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Video

Slide 38 - Slide

De belangrijkste strategie vooraf:

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide