Lidwoorden

• English
• Secondary Education

Lidwoorden

• Wat zijn lidwoorden
• Wat zijn de lidwoorden in het Engels
• Hoe gebruik je ze in het Engels
• Wanneer gebruik je ze niet 

Lidwoorden

De, het en een in het nederlands

The and a/an in het engels

uitspraak

The [thuh of thie]

a [uh]

an [uhn]

Eigenschappen

• Komt altijd voor een zelfstandig naamwoord (noun) 
• Wijst een specifiek ding of een algemeen ding aan
• uitspraak/spelling veranderd met het zelfstandig naamwoord

Definite / indefite

Definite = specifiek

The car (de auto) 

Gaat over die specifieke auto

Definite / indefite

indefinite = niet specifiek

A car ( een auto)

gaat niet over een specifieke auto

Medeklinkers of klinkers

Als een definite noun (specifiek znw.) begint met een medeklinker of klinker gebruiken we the (thuh)

the banana

the car

the eagle

the accident

the cup of tea

de banaan

de auto

de adelaar

het ongeluk

het kopje thee

Héél specifiek

als we een héél specifiek znw willen aanwijzen, zeggen we the (thie)

The Queen

The Sun

Dé koningin

Dé zon

Medeklinkers

Als een indefinite noun ( niet specifiek znw.) begint met een medeklinker gebruiken we a (uh)

a banana

a car

a boy

a horse 

a cup of tea

een banaan

een auto

een jongen

een paard

een kopje thee

Klinkers

Als een indefinite noun ( niet specifiek znw.) begint met een klinker gebruiken we an (uhn)

An idea

An apple

An accident

An eagle

An umbrella

een idee

een appel

een ongeluk

een adelaar

een paraplu

Uitzonderingen! :)

Altijd weer die uitzonderingen. 

Bij woorden die beginnen met een klinker, maar waarbij de uitspraak begint met een medeklinker gebruiken we a

voorbeeld:

een uniform                                                               A uniform

[joeniefohrm]

Uitzonderingen! :)

Bij woorden die beginnen met een medeklinker, maar waarbij de uitspraak begint met een klinker gebruiken we an

voorbeeld:

een uur                                                              An hour

[auwuhr]

Een paard
.... horse

1. a
2. an
3. the

een uur
.... hour

1. a
2. an
3. the

een uniform
.... uniform

1. a
2. an
3. the

het idee
.... idea

1. a
2. an
3. the

Lidwoorden wijzen wat aan?

1. Dingen, mensen en dieren
2. Werkwoorden
3. Bijvoegelijk naamwoorden
4. het onderwerp van een zin

Antwoord A

Lidwoorden wijzen altijd dingen, mensen of dieren aan

Dit noemen wij "zelfstandig naamwoorden"

De lidwoorden in het engels zijn

1. The, a/an
2. You, her, him, it
3. De, het en een
4. The, you , it

Antwoord A

De lidwoorden in het Engels zijn the, a/an

In het Nederlands zijn ze de, het en een.

Bij een specifiek zelfstandignaamwoord gebruik je in het Engels

1. A
2. An
3. The

Antwoord C

Bij specifieke zelfstandige naamwoorden (definites) gebruik je altijd the

De Nederlandse variant is de / het. 

Het Engels maakt geen verschil tussen de of het woorden.

Antwoorden B en C

A gebruik je in het engels als het woord begint met een medeklinker. Maar ook als het klinkt alsof het begint medeklinker.

A ball, A uniform

An gebruik je in het Engels als het woordt begint met een klinker, of klinkt alsof het begint met een klinker.

An eagle, An hour

Lidwoorden!

The, a/an zijn lidwoorden. 

Toch zijn er ook andere woorden die worden gebruikt als lidwoorden. 

This, that, these and those

This en These

This is een woord dat in plaats van "the" wordt gebruikt voor dingen, mensen of dieren die dichtbij zijn.

These wordt op dezelfde manier gebruikt maar voor het meervoud, dus meerdere dingen, mensen of dieren

Voorbeelden

This apple on the table 

Deze appel op de tafel

These apples on the table

Deze appels op de tafel

That and Those

That is een woord dat wordt gebruikt om mensen, dieren of dingen aan te wijzen die verderop zijn

Those is hetzelfde, maar voor meervoud

Voorbeelden

That person over there

Dat persoon daar

Those persons over there

Die personen daar

this, that, these or those?

This

Want het is er maar een , dus enkelvoud 

en het is dichtbij

This, that , these or those

These

Want het zijn er meer, dus meervoud 

en het is dichtbij 

Worksheet

Je krijgt van mij voor huiswerk een worksheet om de lidwoorden te oefenen 

én om this,that,these en those te oefenen 

:)

(bezittelijke) voornaamwoorden

Voornaamwoorden (pronouns) zijn de woorden die je gebruikt voor personen.  

Ik

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

I

You

He/she/it

We

You

They

Bezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden geven een relatie aan tussen een persoon, dier of ding en een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld:

Dat is uw tas 

Laat zijn dat de tas van iemand is

bezittelijke voornaamwoorden

mij/Mijn 

Jouw/Uw

Hem/Haar

Ons/onze 

Jullie

Hun

My/Mine

Your/Yours

His/her- his/hers

Our/ours

Your/yours

Their/their

Voorbeeld

Her en Hers

She - her - hers

It's (it is) her cat 

bezittelijke voornaamwoord (her) komt vóór het zelfstandige naamwoord (cat)

It's mine

Bezittelijke voornaamwoord vervangt het zelfstandige naamwoord.

Pronouns

Persoonlijke voornaamwoorden, woorden voor personen.

In een zin kan zo'n pronoun fungeren als het onderwerp 

Ik hou van hem

of als een "niet-onderwerp" van een werkwoord

ik hou van hem

Hier is "hem" niet het onderwerp. Je gebruikt bijvoorbeeld niet 

"ik hou van hij"

Pronouns

Pronoun (onderwerp)	Pronoun (niet-onderwerp)
I	me
You	uou
He/she/it	him/her/it
we	us
you	you
They	them

Pronouns

Er bestaan ook bezittelijke voornaamwoorden deze voornaamwoorden geven aan dat een object aan iemand toe behoort.

voorbeeld:

I have a bag, the bag is mine

Onderwerp	Niet onderwerp	bezittelijk
I	me	mine
You	you	your
He/she/it	Him/Her/It	His/Hers/its
We	us	our
You	You	Your
They	them	their

Vul de zinnen aan

Geef het goede voornaamwoord en leg uit waarom

voorbeeld:

What is your name? My name's peter

Het voornaamwoord is "your" omdat het bezit van "name" aanduidt. Het is dus een bezittelijk voornaamwoord.