3.2 en 3.4 Temperatuur/kookpunt en smeltpunt

3.2Temperatuur
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.2Temperatuur

Slide 1 - Slide

Noem drie dingen waar jij aan denkt bij het woord temperatuur

Slide 2 - Open question

Warmte VS temperatuur
Warmte
Warmte is energie waarmee je de temperatuur kan veranderen.
Temperatuur
Temperatuur is een maat voor hoe warm of koud iets is.

Slide 3 - Slide

3.2 Temperatuur
Lesdoel:
De onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen.
Kunnen uitleggen hoe vloeistof thermometer werkt.
Kunnen uitleggen wat het meetbereik van een thermometer is


Slide 4 - Slide

Wat is de temperatuur in het lokaal nu?

Slide 5 - Open question

Thermometer - temperatuur
Met een thermometer kun je de 
temperatuur van de lucht om je 
heen meten.

Weerkundige hangen thermometers
1,5 meter boven de grond in een wit
kastje (in de schaduw).

Slide 6 - Slide

Hoe werkt een thermometer?
In het reservoir en de stijgbuis zit alcohol.
Als de temperatuur stijgt, zet de alcohol uit en gaat omhoog in de stijgbuis

Slide 7 - Slide

Wat gebeurt er als de temperatuur lager wordt?
A
Het blijft op hetzelfde punt staan
B
De alcohol gaat nog verder omhoog stijgen.
C
De alcohol krimpt en zal gaan dalen

Slide 8 - Quiz

Vroeger werd kwik gebruikt in een thermometer. Waarom nu niet meer?

Slide 9 - Open question

Andere soorten thermometers
Behalve de vloeistofthermometer zijn er nog meer soorten thermometers. 

Slide 10 - Slide

Wat is geen eenheid van temperatuur?
A
Graden Celcius
B
Kelvin
C
Fahrenheit
D
Thermo

Slide 11 - Quiz

Hoe maak je een schaalverdeling?
meeeik
verschil tussen hoogste
en laagste waarde

Slide 12 - Slide

 het meetbereik van een thermometer
meetbereik
verschil tussen hoogste
en laagste waarde

Slide 13 - Slide

meetbereik

De schaalverdeling op de thermometer geeft het meetbereik aan.

Slide 14 - Slide

Meetbereik
  • Het meetbereik van een thermometer geeft aan tussen welke waarden je kunt meten.

  • Het meetbereik hangt af van:
- de soort vloeistof in het reservoir en stijgbuis
- de grootte van het reservoir
- de diameter van de stijgbuis

  • Hoe kleiner het meetbereik , hoe nauwkeuriger de thermomether.

Slide 15 - Slide

Wat is het meetbereik van de thermometer?
A
0 tot 50 graden Celsius
B
100 graden Celsius
C
- 50 tot + 50 graden Celsius

Slide 16 - Quiz

Wat is het meetbereik van een koortsthermometer ?
A
0 °C tot 100°C
B
-23 °C tot 125 °C
C
35 °C tot 43 °C
D
25 °C tot 50 °C

Slide 17 - Quiz

Kookpunt en smeltpunt

Slide 18 - Slide

Leerdoelen
Je kunt beschrijven wat er gebeurt als water kookt
Je kunt uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt van een stof is

Je kunt uitleggen waarom het kookpunt en smeltpunt stofeigenschappen zijn.
Je kunt uitleggen hoe je het vriespunt van water kunt verlagen

Slide 19 - Slide

Wat valt je op als je water ziet koken?

Slide 20 - Open question

   Kookpunt

Als je water verwarmt zie je bubbels komen.
Op het moment dat het water zo warm is dat de bubbels het wateroppervlak bereiken dan kookt het water. 
De temperatuur die het water dan heeft is het kookpunt.


Slide 21 - Slide

Het kookpunt
Vloeibaar -> gas
De belletjes bestaan uit verdampt water (gas).

Ze ontstaan onderin het bekerglas (bij de vlam)

Ze stijgen naar de oppervlakte.

Slide 22 - Slide

Verdampen
Op beide plekken verdampt water, wat is het verschil?

Slide 23 - Slide

Op beide plekken verdampt water, wat is het verschil?

Slide 24 - Open question

één overeenkomst 
 twee verschillen



Overeenkomst = het is allebei de faseovergang van vloeibaar naar gasvormig.

Verschil 1 = bij verdampen ontstaat gasvormig water aan oppervlak, bij koken door de hele vloeistof
Verschil 2 = koken alleen bij kookpunt, verdampen ook onder kookpunt 

Slide 25 - Slide

Bepalen fase van een stof
Temperatuur onder het smeltpunt:
  • Stof is vast

Temperatuur tussen smeltpunt & kookpunt
  • Stof is vloeibaar

Temperatuur boven het kookpunt
  • Stof is  gasvormig

Slide 26 - Slide

Water met een temperatuur van 110 graden Celsius is in de
A
Vloeibare fase
B
Gas fase
C
Vaste fase
D
Bevroren fase

Slide 27 - Quiz

Kookpunt
Iedere stof heeft zijn eigen kookpunt:
water = 100°C ,
Propaan = −42 °C,
alcohol= 78 °C
lood = 1740 °C.
Het kookpunt is een belangrijke stofeigenschap.

Slide 28 - Slide

Het water kookt. Als je dan doorgaat met verwarmen:
A
Gaat de temperatuur verder omhoog
B
Blijft de temperatuur van het water gelijk
C
Gaat de temperatuur naar beneden

Slide 29 - Quiz

Op het kookpunt veranderd de fase niet. Het kost tijd om de stof van fase te laten veranderen. Faseverandering vindt plaats op het smeltpunt en kookpunt.

Slide 30 - Slide

Smeltpunt
Als de temperatuur ’s winters beneden de 0 °C komt, bevriest het water in sloten en plassen. 
Als de temperatuur boven de 0 °C komt, smelt het ijs weer. 
Die temperatuur van 0 °C noem je het smeltpunt van ijs of het vriespunt van water.

Slide 31 - Slide

Tabel

Slide 32 - Slide

Wat is de temperatuur van stollend water?
A
-10 C
B
0 C
C
12 C
D
100 C

Slide 33 - Quiz

Smeltpunt verlagen
Door zout toe te voegen aan water, verlaag je het vriespunt.

Slide 34 - Slide

Een pizza ligt al een week in een vriezer bij -18 graden Celsius.
Wat is de temperatuur van de pizza?
A
100 graden Celsius
B
0 graden Celsius
C
Tussen -18 en 0 graden
D
-18 graden Celsius

Slide 35 - Quiz

Wat gebeurt er met het smeltpunt van water als je zout toevoegt?
A
Het wordt hoger
B
Het wordt lager
C
Het blijft gelijk
D
Het wordt negatief

Slide 36 - Quiz

Aan de slag!

Slide 37 - Slide

Wat is het meetbereik van deze thermometer?
A
-20 graden Celsius
B
van 30 tot 50 graden Celsius
C
van -30 tot +50 graden Celsius
D
20 graden Celsius

Slide 38 - Quiz

Alcohol met een temperatuur van 85 graden Celsius is in de
A
Vloeibare fase
B
Gas fase
C
Vaste fase
D
Bevroren fase

Slide 39 - Quiz

Je verwarmt water. De luchtbellen die ontstaan bereiken nog net niet het water oppervlakte.
A
bijna 80 graden Celsius
B
Precies 80 graden Celsius
C
Bijna 100 graden Celsius
D
Precies 100 graden Celsius

Slide 40 - Quiz

Wanneer begint het ijsblokje met smelten?
A
Meteen als het uit de vriezer komt.
B
Na een tijdje, als het ijs een 0 graden is geworden.
C
Daar moet je voor wachten tot het kookpunt

Slide 41 - Quiz