3B Thema 2 Ecologie bs 3 en 4

Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties 
Bs 3  Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties 
Bs 3  Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 1 - Slide

Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties 
Bs 3  Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 2 - Slide

Ecologie
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 

Bekijk de video als uitleg voor de aanpassingen bij dieren.

Slide 3 - Slide

Vis

Vogel

Zoogdier

dolfijn
haai
pinguïn

Slide 4 - Drag question

Hoefganger
Teenganger
Zoolganger
beer
kat
paard

Slide 5 - Drag question

Welke dieren lopen de kleinste kans om snel weg te zakken in een
drassige bodem? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Bizons krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
Wilde konijnen krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
In gebieden waar sneeuw valt, veranderd ook de kleur van de vacht. Wit in de winter en bruin in de zomer.
Konijnen graven holen en hebben op die manier invloed om hun omgeving. Er komt meer lucht ondergronds en andere dieren kunnen ook gebruik maken van deze holen. 
Hierboven een aantal aanpassingen 
van dieren aan hun omgeving. 

Klik op de zwarte rondjes voor meer informatie.

Slide 7 - Slide

Welke aanpassing heeft
de woestijnvos om zijn warmte
kwijt te raken in de woestijn?

Slide 8 - Open question

Welke aanpassing heeft de poolvos om tegen de koude temperaturen in het poolgebied te kunnen?

Slide 9 - Open question

Poten die een tak stevig vast kunnen pakken
Poten met scherpe klauwen
Poten met zwemvliezen
Poten voor ondiep water
Zangvogel
Watervogel
Steltloper
Roofvogel

Slide 10 - Drag question

vogel met klauwen 
aan de poten
vogel met lange 
poten die voedsel 
zoekt in ondiep water
vogel met poten die zich 
goed kunnen vastklem-
men aan een tak
vogel met waterafstotende veren en zwemvliezen
Watervogel
Roofvogel
Steltloper
Zangvogel

Slide 11 - Drag question

rechte, spitse snavel om insecten te vangen
lange, dunne snavel om voedsel te vangen in ondiep water of in een zanderige bodem
Pincetsnavel
Priemsnavel

Slide 12 - Drag question

brede snavel om voedsel uit het water te zeven
korte snavel om zaden te kraken
korte, kromme snavel om een prooi in stukken te scheuren
Haaksnavel
Kegelsnavel
Zeefsnavel

Slide 13 - Drag question

Priemsnavel
Pincetsnavel
Zeefsnavel
Haaksnavel
Kegelsnavel

Slide 14 - Drag question

Aanpassingen bij landdieren 
Een zwaar voorwerp optillen gaat onder water gemakkelijker dan op het land. Dat komt doordat het water ‘helpt met dragen’. Je lichaam dragen op het land is dus zwaarder dan je lichaam dragen onder water. Daarom hebben veel landdieren stevige poten en een zwaar skelet.
Een blauwe vinvis is een zoogdier. Zoogdieren zijn warmbloedig. Een blauwe vinvis heeft een erg dikke vetlaag onder zijn huid. Blauwe vinvissen trekken elk jaar naar de Zuidpool.
Aanpassingen bij landdieren 
 
Een zwaar voorwerp optillen gaat onder water gemakkelijker dan op het land. Dat komt doordat het water ‘helpt met dragen’. Je lichaam dragen op het land is dus zwaarder dan je lichaam dragen onder water. Daarom hebben veel landdieren stevige poten en een zwaar skelet.

Slide 15 - Slide

Bij welke dieren zal het skelet een zwaarder deel van het lichaam zijn?
A
Landdieren, zij dragen een lichter gewicht.
B
Landdieren, zij dragen een zwaarder gewicht.
C
Waterdieren, zij dragen een lichter gewicht.
D
Waterdieren, zij dragen een zwaarder gewicht.

Slide 16 - Quiz

De blauwe vinvis, het grootste dier wat ooit op aarde geleefd heeft. Ervoor staat de grootste dinosaurus.
Als je onder water 50 kilogram moet tillen, voelt dit als minder dan 50 kilogram. Daarom kunnen er in het water veel grotere dieren voorkomen dan op het land.
minder
in het water
in het water
op het land
op het land
meer

Slide 17 - Drag question

Waarvoor heeft de blauwe vinvis een dikke vetlaag nodig?

Slide 18 - Open question

Leg uit waarom een mol een gestroomlijnd lichaam nodig heeft.

Slide 19 - Open question

Voortbeweging door het water is                             dan door de lucht. Dit komt doordat de weerstand van water                                is. Waterdieren zijn zo aangepast dat ze toch snel kunnen zwemmen. Hun lichaam is                              gestroomlijnd dan het lichaam van de meeste landdier-en. Veel vissen hebben een                              huid doordat de huid be-dekt is met                              en                              . Bovendien heeft het lichaam                             uitsteeksels. De voortbeweging komt tot stand door beweging van de                              . Door de                                blijft de vis rechtop in het water.
weinig
slijm
overige vinnen
groter
gladde
moeilijker
schubben
staartvin
beter

Slide 20 - Drag question

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Welke 2 beweringen over staafjes en kegeltjes zijn juist?
A
Kegeltjes zijn geschikt om contrasten waar te nemen.
B
Kegeltjes zijn geschikt om kleuren en details waar te nemen.
C
Staafjes zijn geschikt om contrasten waar te nemen.
D
Staafjes zijn geschikt om kleuren en details waar te nemen.

Slide 21 - Quiz

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Hebben roofvogels vooral staafjes of vooral kegeltjes? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open question

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Hebben uilen vooral staafjes of vooral kegeltjes? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Welk ander zintuig (naast het zicht) moet bij uilen zeer goed ontwikkeld zijn om een prooi te kunnen waarnemen?
A
De reukzin
B
De tastzin
C
Het gehoor

Slide 24 - Quiz

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Heeft dit andere zintuig een lagere of een hogere drempelwaarde dan hetzelfde zintuig bij mensen?
A
Hogere drempelwaarde
B
Lagere drempelwaarde

Slide 25 - Quiz

Ecologie
Bs 1 Organismen en hun leefomgeving
Bs 2 Voedselrelaties 
Bs 3  Aanpassingen bij dieren
Bs 4 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 26 - Slide

Bekijk de video als uitleg voor de aanpassingen bij planten.

Slide 27 - Slide

Voorjaar in het bos

Slide 28 - Slide

Leg uit waarom schaduwplanten vooral in het voorjaar bloeien.

Slide 29 - Open question

Klimplanten klimmen omhoog naar het licht. 
Daarom groeien ze snel omhoog via muren, andere planten, e.d.

Slide 30 - Slide

Wortelrozet van weegbree en paardenbloem.

Slide 31 - Slide

plant die voorkomt op een plek waar veel schaduw is
plant die voorkomt op een plek waar veel zonlicht is
plant met hechtwortels of ranken om zich vast te houden aan muren en andere planten
Klimplant
Schaduwplant
Zonplant

Slide 32 - Drag question

krans van bladeren die vlak boven de grond op hetzelfde punt aan de plant zitten
laagje op de bladeren van planten dat verdamping tegengaat
schaduwplant
Voorjaarsbloeier
Waslaagje
Wortelrozet

Slide 33 - Drag question

Landplanten in een:
vochtig milieu
droog milieu
Aantal huidmondjes
Afmeting bladeren
Bladoppervlak
Ligging huidmondje
aan het oppervlak
diep verzonken
Waslaag
Wortelstelsel
…                   ontwikkeld
…                   ontwikkeld
veel
weinig
groot en plat
klein en dik
kaal
behaard
dun
dik
zwak
goed

Slide 34 - Drag question

De bladeren van een naaldboom hebben de vorm van naalden. Hebben deze bladeren veel of weinig huidmondjes. Leg uit of door deze vorm veel of weinig water verdampt.

Slide 35 - Open question

De meeste planten hebben huidmondjes aan de onderkant van de bladeren, maar water-
lelies niet. Leg uit waarom niet.

Slide 36 - Open question

Bij waterlelies steken de bloemen
boven het water uit.
Leg uit waarom.

Slide 37 - Open question

Bij veel landplanten is de opperhuid van de bladeren bedekt met een waslaagje.
Wat is de functie van dit waslaagje?

Slide 38 - Open question

Tweejarige en meerjarige planten kunnen wortelrozetten maken om de winter te overleven. In het voorjaar kan de plant snel groeien doordat de plant meer licht kan opvangen en meer water en voedingsstoffen kan opnemen dan planten die in de buurt groeien van de rozetvormende plant. De rozetvormende plant heeft dus een concurrentievoordeel. Leg dit uit.

Slide 39 - Open question

0

Slide 40 - Video