Les 2 - P3 - NED lj1 N3 N4

Spreekvaardigheid
Spreekdoel, publiek, taal en stem
Open LessonUp.app op je laptop
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spreekvaardigheid
Spreekdoel, publiek, taal en stem
Open LessonUp.app op je laptop

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Zet de goede omschrijving achter de begrippen.
Spreekdoel
Publiek
Taal
Stem
Dit kan bestaan uit bijvoorbeeld kleine kinderen of volwassenen.
Dit kan bijvoorbeeld informeren, overtuigen of instrueren zijn.
Dit kan bijvoorbeeld informeel zijn.
Dit kan bijvoorbeeld normaal en rustig of hoog en vrolijk zijn.

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Kunnen 
  • Je weet dat taal- en stemgebruik zijn afgestemd op het doel en het publiek. 





 
  • Je kunt het spreekdoel en het publiek van een programma bepalen.

  • Je kunt het stemgebruik van een spreker beoordelen.



Weten 
4

Slide 3 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Spreekdoel, publiek, taal en stem
4

Slide 4 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wat is het spreekdoel van onderwerp 1?
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het publiek bij onderwerp 1?
A
jongeren
B
kinderen
C
volwassenen
D
schrijvers van sprookjes

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk onderwerp past formeel taalgebruik?
A
Op televisie is een programma dat heet: ‘Over mijn lijk'. Daarin wordt worden mensen die weten dat ze doodgaan gevolgd door een bekende Nederlander.
B
Een journaliste doet live verslag voor het NOS journaal. Het gaat over een gek ongeluk met goede afloop.
C
Voordat de film begint, zie je een spotje over het illegaal downloaden van films en muziek. De muziek op de achtergrond is hard en de beelden wisselen elkaar heel snel af.
D
Vrienden onder elkaar.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

  1. Welk spreekdoel past bij fragment 1?
  2. Voor welk publiek is fragment 1 gemaakt?
Link naar Blok 4: reclame Vaseline
1
4

Slide 8 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Welk spreekdoel past bij fragment 1?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Voor welk publiek is fragment 1 gemaakt?
A
kinderen
B
vrouwen
C
mannen
D
jongeren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

3. Bekijk nu fragment 2. Voor welk publiek is fragment 2 gemaakt?

Slide 11 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Voor welk publiek is fragment 2 gemaakt?
A
kinderen
B
vrouwen
C
mannen
D
jongeren

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Studiereader 3F
Thema 1
Hoofdstuk 5
Opdracht 5 

Stap 1: voorbereiden (5 min)
Stellingen en argumenten noteren
timer
5:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Studiereader 3F
Thema 1
Hoofdstuk 5
Opdracht 5 

Stap 2: uitvoeren (10 min)
Om de beurt presenteer je jouw stelling met argumenten.
De persoon die luistert maakt aantekeningen.
timer
10:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Studiereader 3F
Thema 1
Hoofdstuk 5
Opdracht 5 

Stap 3: feedback
Geef elkaar feedback en vul dit in via studiereader

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Studiereader 2F
Thema 1
Hoofstuk 5
Opdracht 6

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

GESPREKKEN VOEREN
Thema: gesprekstechnieken + vraagsoorten

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

vragen stellen

- technieken

- soorten

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

GESPREKSTECHNIEKEN

WAAR DENK JE DAN AAN?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Een gesprek optimaal laten verlopen,
wat komt daarbij kijken?

Slide 22 - Mind map

This item has no instructions

Communiceren gebeurt mondeling (pratend).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

COMMUNICATIE-INGREDIËNTEN
- Luisteren
- Niveau / Level 
- Houding




Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Goed gesprek = luisteren
Actief luisteren 
Samenvatten - parafraseren  [controle info + leiding nemen]
Doorvragen [herhalen, verduidelijken, doorvragen, stilte]

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je laten merken
dat je actief luistert?

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

ACTIEF LUISTEREN
= BETROKKEN ZIJN

- afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
- lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 
- knikje, 'mimiek'
- luistergeluiden [hmhm]
- de ander laten uitpraten
- samenvatten / doorvragen




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

vraagtechnieken

Er zijn verschillende doelen voor het stellen van vragen:


- Informatie verkrijgen/bevestigen
- Initiatief nemen of het leiden van een gesprek
- Vasthouden van de aandacht
- Informatie laten herhalen ter controle
- Afwisseling brengen in het gesprek (wat kun je aan de gast vragen?)



-
Vragen roepen minder weerstand op dan beweringen


-
Activeren van gesprekspartner


-
Controle


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

opdracht 1
Schrijf bij elke vraagtechniek een vraag op die je kunt stellen als baliemedewerker.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

vraagsoorten

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Open vraag


Wie, wat, waar, waardoor, waarom….etc.

Doel = klant laten spreken


gesloten vraag


ja/nee antwoorden

doel = snel informatie verkrijgen


gerichte vraag
open vraag met één antwoordmogelijkheid
doel = snel informatie verkrijgen
suggestieve vraag


Dat is toch een mooi aanbod vind je niet?

doel = inspelen op emotie


keuze vraag


een klant heeft zelf iets in te brengen


controlevraag

je controleert of je het begrepen hebt/of de afspraak duidelijk is





















Slide 32 - Slide

This item has no instructions

opdracht 2

Neem een gesprek uit jouw branche in gedachten en noteer bij elke vraagsoort een concreet voorbeeld.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

open vraag


Wie, wat, waar, waardoor, waarom….etc.

Doel = klant laten spreken


gesloten vraag


ja/nee antwoorden

doel = snel informatie verkrijgen


gerichte vraag
open vraag met één antwoordmogelijkheid

suggestieve vraag


Dat is toch een mooi aanbod vind je niet?

doel = inspelen op emotie


keuze vraag


een klant heeft zelf iets in te brengen


controle vraag

je controleert of je het begrepen hebt/of de afspraak duidelijk is





















Slide 34 - Slide

This item has no instructions