Donderdag 2 februari

Hoofdstuk 4: Lezen

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4: Lezen

Slide 1 - Slide

Argumenteren en weerleggen

Slide 2 - Slide

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Nevenschikkende argumentatie
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 3 - Slide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 4 - Slide

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 5 - Slide

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je argumentatie niet meer.

Slide 6 - Slide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.


Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 9 - Slide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen.  Daarom moet zo’n argument altijd  ondersteund worden.


Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .


Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 10 - Slide


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 11 - Slide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                     Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

1. De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 14 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quiz

De smartphone is onmisbaar.Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 16 - Quiz

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Het Willem de Zwijger College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 18 - Quiz

nevenschikkende argumentatie
onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Drag question

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 20 - Quiz

Het Willem de Zwijger College is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 21 - Quiz

Het Willem de Zwijger College is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 22 - Quiz

Argument
Standpunt
Tegenargument
Weerlegging
Er moet meer geïnvesteerd worden in windenergie
Windenergie is schoon
Windmolens vervuilen het landschap
Plaats de windmolens op zee

Slide 23 - Drag question

Opbouw van een overtuigende tekst
Inleiding
Middenstuk
Slot
Standpunt noemen
Conclusie trekken
Onderwerp noemen
Argumenten noemen
Tegenargumenten noemen

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Schrijven
Een betoog schrijven

Slide 26 - Slide

Wat is je schrijfdoel bij het schrijven van een betoog?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
opiniëren

Slide 27 - Quiz

Hoe maak je de opbouw van een betoog duidelijk?
A
Je tekst zo kort mogelijk houden
B
Door alles in één tekst te schrijven
C
Door signaalwoorden te gebruiken

Slide 28 - Quiz

Uit hoeveel alinea's bestaat de inleiding van een betoog?
A
0
B
2
C
3
D
1

Slide 29 - Quiz

Inleiding betoog
In alinea 1 trek je de aandacht van de lezer.

In alinea 2 geef je je standpunt. 

Slide 30 - Slide

Moet je gebruik maken van witregels tussen de alinea's bij een betoog?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz