Multipele allelen en lethale factor

Multipele allelen 
en 
lethale factoren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Multipele allelen 
en 
lethale factoren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Opstarten met diagnostische vragen over paragraaf 1 t/m 5
Uitleg + voorbeeldvragen
Zelfstandig werken
Afsluiten met 2 controlevragen
Huiswerk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Diagnostische vragen paragraaf 1 t/m 5:

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Aa kan je ook omschrijven als ........
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Bij een dier zijn de volgende eigenschappen bekend:
A = krullend haar
a = sluik haar
Bij welke kruising is de kans het grootst op zoveel mogelijk jongen met sluik haar?
A
Aa x aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x Aa

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.

Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?
A
Aa x aa
B
AA x aa
C
aa x aa
D
Aa x Aa

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

INTERMEDIAIR:
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


In de stamboom vind je de overerving voor neusvorm bij mensen. De genen worden aangeduid met E en e. Welke neusvorm wordt bepaald door het dominante gen? Wat is het genotype van persoon 1? 

1
A
rechte neus, EE
B
rechte neus, Ee
C
wipneus, Ee
D
wipneus, ee

Slide 8 - Quiz

Net als bij vraag 6: het fenotype dat verschilt van de beide ouders is dat wat bij het recessieve allel hoort, dus wipneus is recessief, en rechte neus is dominant. Beide ouders moeten wel heterozygoot zijn, omdat ze anders geen kinderen met wipneus (recessief) kunnen krijgen.

Wat is het genotype van persoon 1?
A
XBXB
B
XbXb
C
XBXb

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
C. Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Dan nu --> de uitleg over multipele allelen en lethale factoren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Thema 4 Erfelijkheid
Maken paragraaf 6 
(dit is onderdeel van de weektaak, dit moet volgende week af zijn)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Controlevragen..

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Letale factoren:
De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is Aa.
Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten.
A
100 %
B
50 %
C
67 %
D
75 %

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

MULTIPELE ALLELEN:
De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 21 - Quiz

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
Huiswerk
Thema 4 erfelijkheid
Paragraaf 6

Slide 22 - Slide

This item has no instructions