THV1-en-2424 - Chapter 5 - speaking

1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Part 1

Slide 3 - Slide

Learning goals for today
- I can talk about animals, their looks and behaviour.
- I can talk about where animals live (HV)

Slide 4 - Slide

Assignment 1
Divide the following words into 2 groups: 
1. looks
2. behaviour

Slide 5 - Slide

Looks
Behaviour
beak
cute
claw
scales
to hiss
loyal
to sting
whiskers
to growl

Slide 6 - Drag question

Where do animals live?

Slide 7 - Mind map

Speaking assignment
You are the newest Wildlife reporter for National Geographic. The research team gave you an animal to investigate, so let's do some research!
Find out:
- general information about the animal.
- Its looks (3x) and behaviour (3x).
- where  the animal lives (HV)
Search for one good picture of the animal to show.
Present your animal to your classmates.
timer
10:00

Slide 8 - Slide

I can talk about animals, their looks and behaviour and where they live.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Extra speaking

Slide 10 - Slide

Describing
Describe a ....... in 3 sentences.


butterfly
guinea pig
snake
frog
dolphin
turtle
rabbit
bear
elephant
lion
cow
fox
giraffe
parrot
spider
goldfish

Slide 11 - Slide

Questions
1. Vraag in het Engels of het huisdier speels is.
2. Vraag in het Engels of een olifant een staart heeft.
3. Vraag in het Engels of een leeuw vlees eet.
4. Vraag in het Engels of die apen in Azië leven.
5. Vraag in het Engels hoe tijgers aan hun eten komen.
6. Vraag in het Engels hoe die dieren overleven in de kou.

Slide 12 - Slide

Statements
1. Zeg in het Engels dat een papegaai noten en zaden eet. 
2. Zeg in het Engels dat veel vissen oranje zijn. 
3. Zeg in het Engels dat een kat snorharen heeft. 
4. Zeg in het Engels dat je hond een lange zachte staart heeft. 
5. Zeg in het Engels dat die slang in de woestijn leeft. 
6. Zeg in het Engels dat je hond wel blaft, maar niet bijt.
7. Zeg in het Engels dat je kat er eng uitziet als ze slaapt.
8. Zeg in het Engels dat dolfijnen in oceanen leven.

Slide 13 - Slide