Oudnederlands
Van dichten comt mi
cleine bate. Die liede
raden mi dat ict late
Ende minen sin met
en vertare.
M(aer) om die doghet van hare
Die moeder ende maghet es bleven
Hebbic een scone mieracle op heven
Die God sonder twivel toghede
Marien teren, dien soghede.
Ic wille beghinnen van ere nonnen
Een ghediche god moet mi onnen
Dat ic die poente moet wel geraken
Ende een goed ende d'af maken
Volcomelijc na der waerhede
Als mi broeder ghijsbrecht seide
Een begheven Willemijn
Hi vant in die boeke sijn
Hi was een outghedaghet man
Hertaling
Schrijven levert me slechts
weinig op. De mensen
raden me aan het te laten
en mijn geest
niet te pijnigen.
Maar om de goedheid te tonen van haar
die moeder werd, maar maagd bleef,
begin ik toch aan een prachtig verhaal over een wonder. God liet het ongetwijfeld gebeuren ter ere van Maria, die hem de borst gaf.
Ik ga over een non vertellen.
Moge God mij toestaan
dat ik het verhaal goed weergeef,
en het tot een goed einde kan brengen,
volkomen volgens de waarheid,
precies zoals monnik Gijsbrecht zei,
van de orde der Wilhelmieten.
Hij, een bejaard man,
vond het in een van zijn boeken