Bespreekles 1 Latijn stampoverzicht

Bespreking 18-5
Stampoverzicht
Tekst 6B
1 / 28
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bespreking 18-5
Stampoverzicht
Tekst 6B

Slide 1 - Slide

Ablativus
Middel
Reden
Plaats

Slide 2 - Slide

De uitgangen van de ablativus zijn als volgt:
A
-a, -o, -is
B
-i, -is
C
-o, -is
D
-ae, -a, -is

Slide 3 - Quiz

Pak je stampoverzicht voor je neus

Slide 4 - Slide

De uitgangen van de indicativus praesens zijn:

Slide 5 - Open question

Indicativus uitgangen
Praesens
Imperfectum
Perfectum
Ik (eerste pers. ev.)
-o
(e) ba -m
-i
Jij (tweede pers. ev.)
-s
(e) ba -s
-isti
Hij/zij/het (derde pers. ev.)
-t
(e) ba -t
-it
Wij (eerste pers. mv.)
-mus
(e) ba -mus
-imus
Jullie (tweede pers. mv.)
-tis
(e) ba -tis
-istis
Zij (derde pers. mv.)
-nt
(e) ba -nt
-erunt
Imperat. (ev.)
Stam van ww
x
x
Imperat. (mv.)
-te
x
x
Infinitivus
-re
x
-isse

Slide 6 - Slide

esse
praesens
imperfectum
perfectum
Ik (eerste pers. ev.)
sum
eram
fui
Jij (tweede pers. ev.)
es
eras
Hij/zij/het (derde pers. ev.)
est
erat
fuit
Wij (eerste pers. mv.)
sumus
eramus
fuimus
Jullie (tweede pers. mv.)
estis
fuistis
Zij (derde pers. mv.)
sunt
erant
fuerunt
Imperat. (ev.)
(es)
x
x
Imperat. (mv.)
(este)
x
x
Infinitivus
esse
x
fuisse

Slide 7 - Slide

Welke vormen misten in het schema van esse?

Slide 8 - Open question

posse
praesens
imperfectum
perfectum
Ik (eerste pers. ev.)
possum
poteram
potui
Jij (tweede pers. ev.)
potes
poteras
potuisti
Hij/zij/het (derde pers. ev.)
potest
poterat
potuit
Wij (eerste pers. mv.)
possumus
poteramus
potuimus
Jullie (tweede pers. mv.)
potestis
poteratis
potuistis
Zij (derde pers. mv.)
possunt
poterant
potuerunt
Imperat. (ev.)
Imperat. (mv.)
Infinitivus

Slide 9 - Slide

Wat is de perfectum stam van posse?
A
pos-
B
pot-
C
potu-

Slide 10 - Quiz

Kenletters (im)perfectum
imperfectum: (e)ba
perfectum bij de a- en i-stam: v + perf. uitgang
perfectum bij e-stam: u + perf. uitgang
perfectum bij mk-stam en rest: perfectumstam + perf. uitgang

Slide 11 - Slide

Hoe vertaal je een gebiedende wijs?

Slide 12 - Mind map

Vertaling
Imperfectum: ik lachte, jij deed, hij maakte, etc.
Perfectum: 
1. Ik deed (gewone verleden tijd)
2. Ik heb gedaan (met dus een voltooid deelwoord)

Slide 13 - Slide

Infinitivus
De infinitivus is het hele werkwoord
en je vertaalt hem
als het hele werkwoord en/of met 'te' erbij.

Slide 14 - Slide

Naamwoord 
Man. (groep 2)
Vrouw. (groep 1)
Onz. (groep 2)
m/v gr 3
O. gr3
nom (ev)
servus
mensa
donum
gen
servi
mensae
doni
dat
servo
mensae
dono
acc
servum
mensam
donum
abl
servo
mensa
dono
nom (mv)
servi
mensae
dona
gen
servorum
mensarum
donorum
dat
servis
mensis
donis
acc
servos
mensas
dona
abl
servis
mensis
donis

Slide 15 - Slide

Naamwoordelijk deel van het gezegde

Het naamwoordelijk gezegde (nwg) bestaat altijd uit een vorm van ‘esse’ Het werkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp. 

Slide 16 - Slide

In welke naamval staat het naamwoordelijk deel van het gezegde?

Slide 17 - Open question

De uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord 'bonus, -a, -um' zijn hetzelfde als:
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 1 en 2
D
Geen van bovenstaande

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijknaamwoord groep 1/2
Man.
Vrouw.
Onz.
nom (ev)
bonus
bona
bonum
gen
boni
bonae
boni
dat
bono
bonae
bono
acc
bonum
bonam
bonum
abl
bono
bona
bono
nom (mv)
boni
bonae
bona
gen
bonorum
bonarum
bonorum
dat
bonis
bonis
bonis
acc
bonos
bonas
bona
abl
bonis
bonis
bonis

Slide 19 - Slide

Functies naamvallen
Genitivus: bezit (van), eigenschap (van/met), verpl. aanv.
Dativus: mw vwp (aan/voor/tegen), belanghebbend ps (voor), van bezit (met vorm van esse), verpl. aanv.
dat. possessivus: Aan mij is een fiets => ik heb een fiets
Ablativus: middel (met), reden (door), plaats (in/op), verpl. aanv.
Voorzetsels met abl: pro, cum, sine, e(x), a(b), de

Slide 20 - Slide

Hoe vertaal je in+acc en in+abl?
A
in+acc = naar (richting) in+abl = in (plaats)
B
in+acc = in (plaats) in+abl = naar (richting)

Slide 21 - Quiz

Overige antwoorden
predicatief: 'als'
Hoe herken je bij mannelijke woorden met een vrouwelijke uitgang het bijpassende bijvoeglijke naamwoord?
De bijvoeglijke naamwoorden hebben hetzelfde geslacht, getal en dezelfde naamval, maar gaan niet volgens het rijtje van ‘mensa’, maar volgens het rijtje van ‘servus’

Slide 22 - Slide

Overige antwoorden
1. bijwoordelijke bijzinnen
  • voegwoorden
  • geeft informatie over de hoofdzin
2. bijvoeglijke bijzinnen of relatieve bijzinnen
  • die
  • geeft informatie over een zelfstandig naamwoord of een naam uit de hoofdzin

Slide 23 - Slide

Pak de vertaling van tekst 6B erbij
Je krijgt van een paar zinnen het regelnummer en het Latijn te zien. Kies de goede vertaling. Andere vragen over de tekst kun je naderhand stellen.

Slide 24 - Slide

r. 1-2
Coriolanus cum multis Volscis Romae appropinquavit,
quia, incensus ira, Romam capere cupiebat.

A
Coriolanus naderde met de Romeinen vele Volscen, omdat hij, aangevuurd door woede, verlangde Rome in te nemen.
B
Coriolanus nadert met vele Volsen Rome, omdat hij, aangevuurd door woede, verlangt Rome in te nemen.
C
Coriolanus nadert met de Romeinen vele Volscen, omdat hij aangevuurd door woede, verlangt Rome in te nemen.
D
Coriolanus naderde met vele Volscen Rome, omdat hij, aangevuurd door woede, verlangde Rome in te nemen.

Slide 25 - Quiz

r. 10 "Fili, dic mihi: ad hostem aut ad filium veni?"
A
"Zoon, zeg mij: kom ik naar de vijand of naar mijn zoon?"
B
"Zoon, zeg mij, kwam ik naar de vijand of naar een geliefde?"
C
"Zoon, zeg mij: kwam ik naar de vijand of naar mijn zoon?"

Slide 26 - Quiz

r. 17
Verbis matris feminarumque Coriolanus dubitare coepit.
A
Door de woorden van zijn moeder en de vrouwen begon Coriolanus te twijfelen.
B
Door de woorden van zijn moeder en de vrouw begon Coriolanus te twijfelen.
C
Door het woord van zijn moeder en de vrouwen begon Coriolanus te twijfelen.
D
Door het woord van zijn moeder en de vrouw begon Coriolanus te twijfelen.

Slide 27 - Quiz

Vragen?

Slide 28 - Slide