Niet/Geen - Beroepen - Onregelmatige werkwoorden

Vandaag
  • Niet / Geen
  • Beroepen
  • Onregelmatige werkwoorden




1 / 49
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag
  • Niet / Geen
  • Beroepen
  • Onregelmatige werkwoorden




Slide 1 - Slide

Welke twee woorden kun je gebruiken om een zin negatief te maken?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Vul de juiste ontkenning in:

Ik ben ... kabouter.
A
geen
B
niet

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

Ik lust ... pannenkoeken.
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

Ik hou ... van pannenkoeken.
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste ontkenning in:

Ik heb mijn huiswerk ... gemaakt.
A
geen
B
niet

Slide 16 - Quiz

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Ga je op vakantie?

Slide 17 - Open question

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je een huisdier?

Slide 18 - Open question

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Vind je hardlopen leuk?

Slide 19 - Open question

Geef antwoord op de vraag. Gebruik niet/geen.

Heb je dansles?

Slide 20 - Open question

Schrijf de regel in je eigen woorden op: wanneer gebruik je 'niet' en wanneer 'geen'?

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Link

Beroepen

Slide 23 - Slide

Waar denk jij aan
bij het woord;
beroepen?

Slide 24 - Mind map

Wat is een beroep?
Een beroep is het soort werk dat mensen doen om geld mee te verdienen , om te kunnen leven.
Mensen werken ook , omdat ze hun beroep heel leuk vinden

Slide 25 - Slide

Wat is het beroep van je vader/moeder?
Welk beroep wil jij zelf later hebben?
              
boer
 dokter
               monteur
kapper

Slide 26 - Slide

Voorbeelden van beroepen
Leerkracht
Verpleegster/verpleger 
Arts
Schilder
Bouwvakker

Slide 27 - Slide

Mijn werk is het besturen van een vliegtuig.
Wat ben ik ?
A
een telefonist
B
een piloot
C
een dierenarts
D
een chauffeur

Slide 28 - Quiz

Welke beroepen
ken jij?

Slide 29 - Mind map

Bouwvakker
Telefoniste
Dierenarts
Cassiere

Slide 30 - Drag question

Slide 31 - Link

Onregelmatige werkwoorden

Slide 32 - Slide

Jij hebt weinig Nederlands .................... (spreken)
A
gespreken
B
gespraken
C
gesproken
D
gespreekt

Slide 33 - Quiz

Ze trouwden in 2012, en ze ............ in 2014.(scheiden)
A
gescheiden
B
scheidden
C
scheidde
D
gescheidde

Slide 34 - Quiz

De toeristen .............. de berg op. (klimmen)
A
klommen
B
klomden
C
klimden
D
klamde

Slide 35 - Quiz

Hebben jullie al cadeautjes ............. (kopen)
A
gekoopt
B
koopten
C
gekracht
D
gekocht

Slide 36 - Quiz

Jolanda heeft niet om de grap ................ (lachen)
A
gelachen
B
gelacht
C
gelachte
D
lachten

Slide 37 - Quiz

Mijn moeder heeft mij gisteren geld ................... (geven)
A
gegaven
B
gegeven
C
gegeeft
D
gegaft

Slide 38 - Quiz

Voor dit raam ............. de roze gordijnen. (hangen)
A
hangden
B
hingden
C
hingen
D
hange

Slide 39 - Quiz

Wat ............. jij bij het ontbijt? (eten)
A
ete
B
eet
C
ate
D
at

Slide 40 - Quiz

Ik...................(drinken) gisteren melk.

Slide 41 - Open question

Mijn broers.....(beginnen) vroeger altijd met ruzie maken.

Slide 42 - Open question

Ik ben niet naar Rome ...................... (gaan)

Slide 43 - Open question

Ik heb dat niet........................(doen)

Slide 44 - Open question

Wij ................. de goede antwoorden door de klas.(roepen)

Slide 45 - Open question

De inbreker ............(dwingen) mij om de kluis te openen.

Slide 46 - Open question

Heb jij weleens in een Porche .........(rijden)?

Slide 47 - Open question

Wij................de hele avond in bed? (liggen)

Slide 48 - Open question

Opdracht

Slide 49 - Slide