Spelling H: Leestekens

Taalverzorging
H. Leestekens
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging
H. Leestekens

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
Het huiswerk was:


Spelling F: Samenstellingen blz. 118
Opdr. 2 t/m 8



































Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les: 
- Weet je hoe en wanneer je leestekens gebruikt 

Slide 3 - Slide

Welke leestekens kun je aan het einde van een zin plaatsen?
A
Punt, vraagteken, uitroepteken
B
Punt en vraagteken
C
Punt, vraagteken, uitroepteken, komma
D
Punt, vraagteken, komma, trema

Slide 4 - Quiz

Goed of fout geschreven?
Dan zijn er veel warme zonnige dagen.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Dan zijn er veel warme, zonnige dagen.

= komma tussen twee bijvoeglijke naamwoorden

Slide 6 - Slide

Goed of fout geschreven?
Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.

= komma tussen twee PV's

Slide 8 - Slide

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.

= opsomming

Slide 10 - Slide

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.

= dubbele punt voor een opsomming

Slide 12 - Slide

Goed of fout geschreven?
Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

, wat ga je doen?

= komma nadat je iemand aanspreekt

Slide 14 - Slide

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.

= komma voor een verbindingswoord

Slide 16 - Slide

Goed of fout geschreven?
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"

= dubbele punt voor een citaat
+ aanhalingstekens

Slide 18 - Slide

Aanhalingstekens
  • Directe rede
     = wat iemand letterlijk zegt
     = een citaat

    De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
    "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.

Slide 19 - Slide

Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.

Slide 20 - Slide

Geen aanhalingstekens
  • Indirecte rede 
     = aangeven wat iemand zegt, maar niet
         letterlijk
    De weerman zei dat we volgende weekend kunnen schaatsen.

  • Gedachten
    Als ze dat maar niet hoort, dacht hij.

Slide 21 - Slide

Directe rede of indirecte rede?
"Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 22 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?
Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 23 - Quiz

Goed of fout geschreven?
Volgende week hebben we een regiobijeenkomst en dwz dat we met alle voorzitters uit de regio bij elkaar komen.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Volgende week hebben we een regiobijeenkomst en d.w.z. dat we met alle voorzitters uit de regio bij elkaar komen.

= elke letter van de afkorting staat voor een afzonderlijk woord, dus punten gebruiken

Slide 25 - Slide

Goed of fout geschreven?
Vorige week vond ik Hans' boek op het toilet.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quiz

Vorige week vond ik Hans' boek op het toilet.

= apostrof na bezitsvorm van namen
die eindigen op een s-klank.
(vergelijk: Carla's partner)

Slide 27 - Slide

Waar of niet waar?
Het afbreekstreepje zie je altijd aan het einde van regels, in woorden die niet helemaal op de regel passen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Goed of fout geschreven?

Het afbreekstreepje zie je altijd aan het einde van reg-
els, in woorden die niet helemaal op de regel passen.
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

Trek de volgende woorden samen door het weglatingsstreepje op de juiste manier te gebruiken:

voordelen en nadelen

Slide 30 - Open question

Trek de volgende woorden samen door het weglatingsstreepje op de juiste manier te gebruiken:

dorpsstraten en dorpspleinen

Slide 31 - Open question

Wat is het verschil in betekenis tussen de volgende twee zinnen?

  • Ik wil graag een kopje koffie.

  • Ik wil graag één kopje koffie.

Slide 32 - Slide

Wat is het verschil in betekenis tussen de volgende twee zinnen?

  • Ik wil graag mét hem wandelen.

  • Ik wil graag met hém wandelen. 

Slide 33 - Slide

In hoeverre kun je leestekens op de juiste manier in de zin plaatsen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

In hoeverre heb je deze les actief meegedaan?
0100

Slide 35 - Poll

Aan de slag
Wat

H. Leestekens (blz. 122)
Maken opdrachten 2, 5, 6 en 7



Hoe
Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw


Hulp nodig? 
Steek je vinger op, dan kom ik langs.


Klaar?
Ga dan extra oefeningen maken in Kern of lezen in je leesboek.


timer
10:00

Slide 36 - Slide