Chapitre 2 les 3

Plan du cours
Corrigez vos devoirs
Grammaire
Écouter
Au travail!
Les devoirs pour lundi!
SO Mercredi prochain!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Plan du cours
Corrigez vos devoirs
Grammaire
Écouter
Au travail!
Les devoirs pour lundi!
SO Mercredi prochain!

Slide 1 - Slide

Le but d'aujourd'hui
Aan het eind van de les
  • weet je wat het meewerkend vnw is en hoe je het moet gebruiken
  • heb je je leesvaardigheid geoefenend en heb je de getallen herhaald
  • kun je een reclametekst lezen

Slide 2 - Slide

Corriger (nakijken) p 51
Exercice 8a
1 een (jongeren)forum
2 Jongeren in het algemeen (en Rania, Michal en Nicolas in het bijzonder).
3 - Hoeveel zakgeld geven je
  ouders je?
- Wat doe je met je zakgeld?
- Spaar je? / Zet je geld opzij?
- Heb je een bijbaantje?

Slide 3 - Slide

Corriger (nakijken) p 51WB
Exercice 8b
Naam        Stad        Land         Gaat verstandig met geld om?
Rania       Tunis        Tunesië                                                     ja
Michal      Warschau        Polen                                            ja
Nicolas                   Parijs                      Frankrijk                   ja

Slide 4 - Slide

Corriger p 51
Exercice 8c
1 C Rania reçoit plus d’argent à des occasions spéciales.
2 C Il met de l’argent de côté.
3 C Son petit boulot correspond à ses centres d’intérêt personnels.
4 B À la troisième et la quatrième.
5 B Nicolas.

Slide 5 - Slide

Corriger; ex 9 p 52
Exercice 9
Rania
Michal
Nicolas
aankoop
interesses
X
X
sparen
X
zakgeld
X
X

Slide 6 - Slide

Corriger;  p 52
Exercice 10a
1 A
2 F
3 B
4 E
5 C
6 D

ex 10b
1 faire ses devoirs Omdat: het geen bijbaantje is.
2 des jeux vidéo Omdat: dit een aankoop is voor jongens én
meisjes.
3 des boissons fraîches Omdat: het een drankje / geen eten is.
4 un office du tourisme Omdat: het geen winkel is waar je spullen koopt.

Slide 7 - Slide

COI
Misschien heb je de term COI zien staan en weet je niet helemaal wat het betekent? 
In het Nederlands is het COI te vergelijken met het meewerkend voorwerp. 

Slide 8 - Slide

UITLEG
 
Ik stuur de brief aan mijn moeder. Aan wie? Aan mijn moeder. 
Patrick geeft de sleutel aan Jan en mij. Aan wie? Aan Jan en mij. 
  
 J’envoie la lettre à ma mère. COI = ma mère 
Patrick donne la clé à Jan et moi. COI = Jan et moi 
Ook deze zinnen kan je inkorten waardoor het COI één persoonlijk voornaamwoord wordt: 
 
Ik stuur haar de brief. Aan wie? Aan haar. 
Patrick geeft ons de sleutel. Aan wie? Aan ons.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

stappenplan  MV als persvnw
  1. vertaal de zin om de context te begrijpen
  2. zoek het vervoegde ww  = de persoonsvorm (pv)
  3. zoek het sujet = O (wie/wat + pv) dat bij de pv hoort
  4. zoek het COI = MV (aan wie/wat + pv + O + LV)
  5. vervang het MV door een persoonlijk vnw
  6. zet het op de goede plaats (vóór pv, bij inf vóór inf)

Slide 12 - Slide

Exercice avec coi (meewerkend voorwerp)
1 Je donne à toi un cadeau.
2 J'écris une lettre à ma grand-mère.
3 Nous avons répondu à notre prof.
4 Vous téléphonez à Michel.
5 Ils posent une question aux profs.
6 Vous demandez à moi une explication.
7 Marie va parler à nous.
8 Nous allons poser à vous une question.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Écouter F p27 TB
P 64 WB EX 23

Slide 15 - Slide

Travaillez en silence!
Faites les exercises
13e,f. 14 a, b (grammaire)

ex 22 a, b, c p 63 WB


Slide 16 - Slide

La fin du cours
Lesdoel behaald?

Les devoirs? Voir Magister (Lundi)
SO Mercredi prochain!

Slide 17 - Slide