V3 naamvallen + voorzetsels 3+4

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Mittwoch 27-01

Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com

login met deze

pin code 

Gebruik je echte naam!

Kapitel 3

Gebruik voor deze les blz. 136 (Grammatik E) in je boek en je naamvallen stencil!

Je weet welke andere woorden er bij de der-groep horen

Deze tabel krijg je op de toets

Je weet dat de bezittelijke voornaamwoorden bij de ein-groep horen

Deze tabel krijg je op de toets

Welk woord hoort niet bij de der-groep? Kies 1 juist antwoord!

1. Manch-
2. Solch-
3. Jed-
4. Ihr-

Welke woorden horen niet bij de ein-groep? Kies 2 juiste antwoorden!

1. All-
2. Dies-
3. Mein-
4. euer-/eure

Ich erkläre dem Kind die Aufgabe. Welke naamval is 'dem Kind'?

1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

Diese Frage war sehr schwierig. Welke naamval is 'diese Frage'?

1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

Dies... Mädchen (o) heißt Iris. Welke uitgang op de stippellijn?

Ich habe mein... Bruder ein Buch geschenkt. Welke uitgang past er op de stippellijn?

Ich zeige d... Frau d... Weg (m).

1. die, den
2. die, der
3. der, den
4. der, dem

Zet het voorzetsel bij de goede naamval

3

4

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

durch

für

gegen

ohne

um

Ich gehe mit mein... Mutter in die Stadt. Welke uitgang?

1. e
2. em
3. er
4. en

Was hast du für deinen Freundin gekauft? Klopt deze zin ('für deinen')?

1. Ja
2. Nee

Heute gehe ich zu meiner Oma. Wat betekent het voorzetsel 'zu' hier?

Wanneer gebruik je het voorzetsel 'nach'? Kies 2 juiste antwoorden!

1. Windrichting (Osten, Süden)
2. Als je naar een persoon gaat
3. Als je naar een stad en/of land gaat
4. Als je naar een gebouw gaat

Verschil nach/zu

Nach: topografische bestemming (landen/steden), windrichting

Zu: dingen/mensen/gebouwen

zur (= zu der)

zum (zu dem)

Vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord

Een zelfstandig naamwoord kan door een persoonlijk voornaamwoord worden vervangen.

Elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht en op basis daarvan wordt het persoonlijk voornaamwoord gebaseerd:

das Pferd (o) wordt es

der Vater (m) wordt er

die Maus wordt sie

die Kinder wordt sie

Die Katze ist lieb. ... ist lieb.

1. Er
2. Sie
3. Es

Die Eltern heißen Erik und Miranda. ... heißen Erik und Miranda.

1. Er
2. Sie
3. Es

Das Buch liegt auf dem Regal. ... liegt auf dem Regal.

1. er
2. sie
3. es