Les 4. Grammatica 'SER'

Mevrouw de Cuba
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

El programa de hoy 
  • Bienvenido (5 min)
  • Persoonlijke voornaamwoorden (15 min)
  • Leer (15 min)
  • het werkwoord ser  (30 min)
  • los deberes 

Slide 2 - Slide

¿Preguntas?     Vragen?

Slide 3 - Slide

Lidwoorden
  1. ..het... casas
  2. ..de... chico
  3. ...de.. mano
  4. ...het.. problema
  5. ..het... cosas
  6. ..een.. silla
  7. ..een.. móvil
  8. ..enkele.. hermanos
  9. ..enkele.. años
  10. ..een.. canciones

Slide 4 - Slide

¿Qué? p. 38 leer ' ¡Encantada! ejercicio ABC
¿Cómo? individualmente
¿Tiempo? 15 min
¿Meta? practicar con la comprensión lectora
¿Listo? neem door de woordenlijst
¡A trabajar!
timer
15:00

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?
Nederlandse persoonlijk voornaamwoorden?
Spaanse persoonlijk voornaamwoorden?

Slide 6 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie
vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud
ellos - ellas - ustedes

Slide 7 - Slide

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo
timer
1:00
A
vosotros/as
B
C
yo
D
nosotros/as

Slide 8 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García
A
ustedes
B
usted
C
el
D
vosotros

Slide 9 - Quiz

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
rojo, azul y amarillo
B
arriba, debajo, al lado
C
yo, usted, nosotros
D
bien, mal, terrible

Slide 10 - Quiz

Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro
A
yo
B
él
C
ella
D

Slide 11 - Quiz

Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica
A
ellos
B
ellas
C
ella
D
ello

Slide 12 - Quiz

¡A trabajar!
timer
10:00

Slide 13 - Slide

El verbo SER

Slide 14 - Slide

SER = zijn

1.beschrijving
2.beroep
3.relatie
4.tijdsaanduiding
5.definitie
6.afkomst



1.La chica es inteligente.
2.Maria es profesora.
3.Luis es mi hermano.
4.¿Cuándo es la fiesta?
5.Madrid es capital de España.
6.Soy de Holanda./Soy holandés.

Slide 15 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 16 - Slide

Sleep de vormen van ser naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 17 - Drag question

_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.

Slide 18 - Open question

______ (tú) Elena
Jij bent Elena

Slide 19 - Open question

______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.

Slide 20 - Open question

Carlos y yo .....................(ser)holandeses.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois

Slide 21 - Quiz

Mis amigos...................(ser)muy simpáticos.
A
somos
B
sois
C
son
D
es

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.
A
eres
B
soy
C
somos
D
son

Slide 23 - Quiz

La profesora de español..........................(ser)mexicana.
A
es
B
eres
C
somos
D
soy

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois

Slide 25 - Quiz

ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois

Slide 26 - Quiz

SER
Maak DEZE opdracht

¿Listo? Wb p. 22 ejercicio 23, 24, 25 y 26

Slide 27 - Slide

los deberes
Wb p. 22/23 ejercicio 23, 24, 25 y 26

Slide 28 - Slide