Week 6 2HV Duits

Programm
Rückblick
Vokabeln check
Zelfstandig werken




1 / 50
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programm
Rückblick
Vokabeln check
Zelfstandig werken




Slide 1 - Slide

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 2 - Slide

Planning
Schritt 10
  • bis wann haben Sie geöffnet?
Wiederholung verben
  • haben / sein / regelmatige werkwoorden
  • esttenten
Zelfstandig werken
Aufgabe 2, 3, 4 + Stempeln, bitte.

Slide 3 - Slide

Schritt 10
Bis wann haben Sie geöffnet?

Je hebt de Schritt al doorgelezen.
  • Waar gaat het deze Schritt over? 
  • Wat is het thema?
  • Wat ga je leren/herhalen?

Slide 4 - Slide

Verben
esttenten
haben
sein

Slide 5 - Slide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 6 - Slide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:

E-ST-T-EN-T-EN


Slide 7 - Slide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 8 - Drag question

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 9 - Quiz

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 10 - Quiz

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 11 - Open question

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 12 - Open question

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 13 - Drag question

Haben und Sein
twee van de belangrijkste en moeilijkste werkwoorden

deze zijn onregelmatig = leren, leren, oefenen, leren

Slide 14 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 15 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 16 - Drag question

Zelfstandig werken
Kontrolle Augaben
  • 2+3+Stempeln ab Seite 56
Schritt 11
  • Einführung
Zahlen
  • 1 - 100
Zelfstandig werken

Slide 17 - Slide

Les 22 januari
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen
Log in met de code

In stilte werken tot 11:10
  • maken opdr. 2 + 3 + Stempeln vanaf  blz. 56



Slide 18 - Slide

Programm
Rückblick
Vokabeln check
Zelfstandig werken




Slide 19 - Slide

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 20 - Slide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 21 - Slide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:

E-ST-T-EN-T-EN


Slide 22 - Slide

Planning
Kontrolle Augaben
  • 2+3+Stempeln, bitte! ab Seite 56
Schritt 11
  • Einführung
Zahlen
  • 1 - 100 blz. 61
Zelfstandig werken

Slide 23 - Slide

Aan het einde van deze les:
  • ken je de getallen 1 t/m 100 in het Duits
  • weet je hoe je deze moet schrijven
  • herken je deze als ze worden uitgesproken

Slide 24 - Slide

Schritt 11 ab Seite 60

Blader deze Schritt eens door.

  • Wat is het thema?
  • Wat ga je leren?

Slide 25 - Slide

die Zahlen
1- eins- een
2- zwei- twee
3- drei- drie
4- vier- vier
5- fünf- vijf
6- sechs- zes
7- sieben- zeven
8- acht- acht
9- neun- negen
10- zehn- tien
11- elf - elf
12- zwölf- twaalf
13- dreizehn- dertien
14- vierzehn- veertien
15- fünfzehn
16- sechzehn- zestien
17- siebzehn- zeventien
18- achtzehn- achttien
19- neunzehn- negentien
20 zwanzig- twintig
30- dreißig          100 einhundert- honderd
40- vierzig            1000- eintausend- duizend
50 fünfzig
60 sechzig
70- siebzig
80- achtzig
90- neunzig 
onderstreepte woorden worden vaak fout geschreven
blz. 61

Slide 26 - Slide


hoe schrijf je 1 in het Duits? 

Slide 27 - Open question


hoe schrijf je 16 in het Duits? 

Slide 28 - Open question


hoe schrijf je 11 in het Duits? 

Slide 29 - Open question


hoe schrijf je 17 in het Duits? 

Slide 30 - Open question


hoe schrijf je 30 in het Duits? 

Slide 31 - Open question

Wie schreibst du 68 auf Deutsch?
A
achtundsechszig
B
sechsundachtzig
C
sechundachtzig
D
achtundsechzig

Slide 32 - Quiz

Wie schreibst du 47 auf Deutsch?
A
siebundvierzig
B
siebenundvierzig
C
vierundsiebenzig
D
vierundsiebzig

Slide 33 - Quiz

Getallen tussen tientallen en honderd

Slide 34 - Slide


hoe schrijf je 55 in het Duits? 

Slide 35 - Open question

Welches Zahl hörst du?
A
14
B
16
C
13
D
12

Slide 36 - Quiz

Welches Zahl hörst du?
A
8
B
9
C
19
D
2

Slide 37 - Quiz

Welches Zahl hörst du?
A
21
B
16
C
20
D
21

Slide 38 - Quiz

Welches Zahl hörst du?
A
20
B
16
C
21
D
28

Slide 39 - Quiz

ALLES KLAR?
oftewel: alles duidelijk?

Slide 40 - Slide

Tekendictee
Aufgabe 4 auf Seite 62

Slide 41 - Slide

Aufgabe 2 
zelfstandig maken

Slide 42 - Slide

Les 6 februari
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen


In stilte werken tot 11:10
  • maken opdr. Stempeln bitte vorbereiten S. 67



Slide 43 - Slide

Programm
Rückblick
Aussprache
Zelfstandig werken




Slide 44 - Slide

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 45 - Slide

Planning

Schritt 13
  • Schreiben

Slide 46 - Slide

Wat ga je leren in Schritt 13 (blz. 68)

Slide 47 - Mind map

Misschien wel de belangrijkste Schritt

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Schritt 13
Bearbeite alle Aufgaben ab Seite 68 von Schritt 13
1,2,3,4,5 und Stempeln, bitte!

Slide 50 - Slide