4V 4 okt imparfait et péposition

Lundi 4 octobre 
Corriger le texte 
Réviser l'imparfait
Les prépositions en Français
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lundi 4 octobre 
Corriger le texte 
Réviser l'imparfait
Les prépositions en Français

Slide 1 - Slide

Check in duo's 
Exercice 20 et 22 

Slide 2 - Slide

Check in duo's 
1) Vergelijk de antwoorden van de opdracht(en) met je buurman of buurvrouw
2) Wanneer jullie antwoorden verschillen moeten jullie het eens worden over het antwoord
3) Bij de terugkoppeling van de docent kunnen jullie vragen stellen over hetgeen waar jullie niet uit zijn gekomen. 
4) De opdracht wordt daarna niet meer klassikaal besproken.

Slide 3 - Slide

L'imparfait

Slide 4 - Slide

L'objectif du cours

Aan het einde van de les kan ik de imparfait herkennen & gebruiken om aan te geven dat iets in het verleden heeft plaatsgevonden. 

Slide 5 - Slide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t.  Bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep

hebben> ik had

gaan >> ik ging

en ga zo maar door !

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de IMPARFAIT?

Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

Gewoonte: Tous les jours, j'allais chez ma grand-mère. (Ik ging)

Beschrijving: Le concert était super. (was)


Slide 7 - Slide

IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)


1. nous-vorm van het werkwoord

2. "ons" eraf

3. juiste uitgang erachter (jeais/tuais/il/elle/onait/nousions/vousiez/ils/ellesaient)


Slide 8 - Slide

Stam+uitgang
Exemples:
Je (porter) portais          (nous portons)
Elle (avoir) avait               (nous avons)
Tu (aller) allais                  (nous allons)
Nous (faire) faisions     (nous faisons)



Slide 9 - Slide

Let op
De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig.
Ik was = J'étais
ét is de stam
ais is de uitgang bij "je"
Exemple:
Nous étions
Er was: c'était

Slide 10 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait

Tu (regarder

Nous (chercher

Marc (trouver

Vous (aller

Laura et Joey (travailler

regardais
cherchions
trouvait
alliez
travaillaient

Slide 11 - Slide

Zet onderstaande zinnen in de imparfait
Je suis au concert. 
Vous parlez anglais. 
Elle a 15 ans. 
Tu fais du sport? 

Slide 12 - Slide

Zet onderstaande zinnen in de imparfait
Je suis au concert. J'étais au concert.
Vous parlez anglais. Vous parliez anglais.
Elle a 15 ans. Elle avait 15 ans.
Tu fais du sport? Tu faisais du sport?

Slide 13 - Slide

Prépositions 

Slide 14 - Slide