Vmbo les 7 kpe Trabitour

Hallo Deutschland Kapitel eins vmbo 1 les 6
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo Deutschland Kapitel eins vmbo 1 les 6

Slide 1 - Slide

Wilkommen!
Zet je laptop klaar, 
je boek mag in de tas blijven.
Lees je menukaart door.
Leg een pen klaar.
Telefoon in je tas (op stil)


Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
  1.Wiederholung
2. Üben für der Prüfung
3. BINGO

Das Ziel:
Oefenen voor het proefwerk
  
 



.


Slide 3 - Slide

Het werkwoord haben
Ich habe den Ball, ik gooi de bal en zeg:
du hast den Ball, jij zegt:
ich habe den Ball
Je buurman of buurvrouw zegt 
er/sie hat den Ball

Slide 4 - Slide

Het werkwoord sein
Ich bin Petra, ik gooi de bal en zeg:
du bist....., jij zegt:
ich bin......
Je buurman of buurvrouw zegt 
er/sie ist......

Slide 5 - Slide

du oder Sie? 'duzen' en 'Siezen'
Wat zijn ook al weer de regels? Je zegt du tegen.......

In alle andere gevallen zeg je Sie!!

Slide 6 - Slide

Zeg je du of Sie tegen:
je oma
A
du
B
Sie

Slide 7 - Quiz

Zeg je du of Sie tegen:
de vriendin van je moeder
A
du
B
Sie

Slide 8 - Quiz

Zeg je du of Sie tegen:
je leraar
A
du
B
Sie

Slide 9 - Quiz

Zeg je du of Sie tegen:
je klasgenoot
A
du
B
Sie

Slide 10 - Quiz

haben und sein
2 werkwoorden die we ook in het Nederlands kennen, namelijk hebben en zijn. Dit zijn onregelmatige werkwoorden. Waarom?

                    

Slide 11 - Slide

( Haben) Er ....... seine Katze gut versorgt!

Slide 12 - Open question

Sein:
Wie alt ..... ihr?

Slide 13 - Open question

haben oder sein?
.................. du müde?

Slide 14 - Open question

haben oder sein?
Er ...... eine coole Kamera

Slide 15 - Open question

haben oder sein?
Wir ..........Freunden

Slide 16 - Open question

haben oder sein?
....... ....... du Currywurst gekauft?

Slide 17 - Open question

haben oder sein?
Frau Frölich, Sie ...... sehr lieb

Slide 18 - Open question

Wiederholung Grammatik Fragewörter
Vraagwoorden beginnen altijd met een W en staan aan het begin van een zin
wo  waar
was    wat
wer    wie
wie   hoe
warum waarom
woher waar....vandaan

Slide 19 - Slide

Vul het vraagwoord in:
............Kommt Anna? Sie kommt aus Berlin
A
wo
B
Warum
C
wer
D
woher

Slide 20 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
........ bist du? Ich bin Heinrich
A
Wo
B
Wie
C
Wer
D
Was

Slide 21 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
........ hast du gemacht? Ich habe alle Hausaufgaben gemacht!!
A
Wo
B
Was
C
Wer
D
Warum

Slide 22 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
........ Schlaft ihr in Berlin? Wir schlafen in Hotel Schönbrun
A
Wo
B
Was
C
Wer
D
Warum

Slide 23 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
........ findest du Berlin? Ich finde es sehr schön.
A
Wo
B
Was
C
Wer
D
Wie

Slide 24 - Quiz

Vul het vraagwoord in:
........ kommt Hans nicht? Er ist krank (ziek).
A
Wohin
B
Warum
C
Wer
D
Wie

Slide 25 - Quiz

Zum Auswählen
1. Spiel mit haben und sein
2. Domino Fragewörter
3. Puzzle Fragewörter
4. Puzzle Haben und Sein
5. Scrabble mit Wörterliste A,B,D, F und G
6. online üben (classroom)
Ihr wählt 3 Übungen aus. 30 min

Slide 26 - Slide

Viel ervolg bei den Prüfungen
  • heb vertrouwen in jezelf
  • zorg voor voldoende ontspanning
  • drink genoeg tijdens het leren 
  • Leer geen uren achter elkaar. 
  • neem pauzes tussendoor. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide