6 jusqu'à 9 février 2024

1 / 51
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning:
1. Uitleg over de kloktijden
2. Uitleg over werkwoord être
3. Uitspraaktips
4. Werken aan de Franse weekvlog
5. Checken op de lesdoelen & les afsluiten
Lesdoelen:
1. Ik kan in het Frans vertellen hoelaat het is
2. Ik kan in het Frans het werkwoord être toepassen
3. Ik kan de uitspraaktips toepassen in mijn weekvlog

Slide 2 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe laat is het?

Slide 3 - Slide

Wat valt je op?
Het is 3 uur. -->   Il est 3 heures.

Slide 4 - Slide

het is één uur
het is twee uur
het is drie uur
...


het is twaalf uur ('s middags)
het is twaalf uur 's nachts/ middernacht
il est une heure
il est deux heures 
il est trois heures
...


il est midi
il est minuit

Slide 5 - Slide

2 uur
deux heures

Slide 6 - Slide

2.15 u.
deux heures
et quart

Slide 7 - Slide

2.30 u.
deux heures
et demie

!!!

Slide 8 - Slide

1.45 u.
deux heures
moins le quart

Slide 9 - Slide

Quelle heure est-il?
Il est...

Slide 10 - Open question

Quelles heure est-il?
Il est...

Slide 11 - Open question

Quelle heure est-il?
Il est...

Slide 12 - Open question

Quelle heure-est il?
Il est...

Slide 13 - Open question

Quelle heure est-il?
Il est...

Slide 14 - Open question

Quelle heure est-il?
Il est...

Slide 15 - Open question

Quelle heure est-il?
Il est...

Slide 16 - Open question

être = zijn (bladzijde 133 van je boek)
Je suis
Ik ben
tu es
Jij bent
Il / elle est
On est
Hij / zij is
wij zijn
nous sommes
Wij zijn
vous êtes
jullie zijn / u bent
ils / elles sont
zij zijn
c'est 
het is
ce sont 
het zijn

Slide 17 - Slide

00:11
Wat zijn de vertalingen (op volgorde) van il est, elle est, on est?
A
zij is, hij is, wij zijn
B
wij zijn, zij is, hij is
C
hij is, zij is, wij zijn

Slide 18 - Quiz

00:18
Wat is het verschil tussen ils en elles?
A
elles is zij vrouwelijk,ils is zij mannelijk
B
elles gebruik je voor alleen maar meisjes, ils voor als er al één ding mannelijk is
C
elles betekent haar en ils betekent hem
D
ils is vies en elles is mooi

Slide 19 - Quiz

00:24
Wat betekent het hele werkwoord ''être''?

Slide 20 - Open question

00:29
Wat betekent '' tu es'' ?
A
ik ben
B
hij is
C
zij is
D
jij bent

Slide 21 - Quiz

00:40
Wat betekent ''vous êtes''?
A
zij zijn
B
jullie zijn
C
u bent
D
wij zijn

Slide 22 - Quiz

00:47
Het rijtje van être is:
A
je suis, tu es, il/elle/on est, nous sommes, vous êtes, ils/elles sont
B
je suis, tu as, il/elle/on es, Nous avons, vous êtes, ils/elles sont
C
J’ai, Tu es , Il/elle/on est, Nous sommes, vous êtes, Ils/elles ont
D
Ik heb totaal geen idee.

Slide 23 - Quiz

01:02
Wat betekent ''nous sommes'' ?

Slide 24 - Open question

Écoute et choisis.
1. Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
on est
B
il est

Slide 25 - Quiz

Écoute et choisis.
2. Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
c'est
B
vous êtes

Slide 26 - Quiz

Écoute et choisis.
3. Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
nous sommes
B
ils sont

Slide 27 - Quiz

Écoute et choisis.
4. Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
je suis
B
vous êtes

Slide 28 - Quiz

Écoute et choisis.
5.Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
elles sont
B
elle est

Slide 29 - Quiz

Écoute et choisis.
6.Welke vorm van être (zijn) hoor je?
A
tu es
B
il est

Slide 30 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 31 - Drag question

Traduis (vertaal):
je suis

Slide 32 - Open question

Traduis (vertaal):
tu es

Slide 33 - Open question

Traduis (vertaal):
nous sommes

Slide 34 - Open question

Traduis (vertaal):
vous êtes

Slide 35 - Open question

Traduis (vertaal):
ils sont

Slide 36 - Open question

Choisis:

Je ......... en cinquième
A
suis
B
es
C
est

Slide 37 - Quiz

Choisis:

Lucy ......... en quatrième
A
est
B
sommes
C
êtes

Slide 38 - Quiz

Choisis:

Vous.........le prof d'anglais?
A
es
B
êtes
C
sont

Slide 39 - Quiz

Choisis:

C'.........génial
A
est
B
es
C
êtes

Slide 40 - Quiz

Choisis:

Axel ....... nouveau
A
suis
B
est
C
êtes

Slide 41 - Quiz

Choisis:

On ....... contents
A
est
B
sommes
C
sont

Slide 42 - Quiz

Tu es en quatrième?
(cinquième)- Non, je ......

Slide 43 - Open question

Madame Pinceau est prof de gym?
(prof de dessin)- Non, elle ......

Slide 44 - Open question

Elle est sévère?
(sympa)- Non, elle ......

Slide 45 - Open question

Mathis et Léna sont dans la bibliothèque?
(à la cantine) Non, ils .....

Slide 46 - Open question

Vous êtes libres samedi?
(dimanche) Non, nous .....

Slide 47 - Open question


Sleep de zinnen waar wél een vorm van être in staan naar het vinkje en waar geen vorm van être in staan naar het kruisje
j'ai français et biologie
Tu es en quelle classe?
Mon sac est rouge
L'école commence à huit heures
Noah a cours aujourd'hui
Nos profs sont sympa
Ils écoutent le prof
Tu es en cinquième?

Slide 48 - Drag question

7

Slide 49 - Video




Franse uitspraak
1. aubergine
2. champagne
3. célèbre
4. le légume
5. mayonaise
6. poisson
7. je voudrais


Slide 50 - Slide

exit-vragen

Het is half 11
Het is kwart voor 11
Het is kwart over 12
Nous sommes
Vous êtes
Ik ben
Jij bent
Franse uitspraak
1. aubergine
2. champagne
3. célèbre
4. le légume
5. mayonaise
6. poisson
7. je voudrais

Slide 51 - Slide