§3.4 De handel groeit weer

§3.4 De handel groeit weer
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§3.4 De handel groeit weer

Slide 1 - Slide

Planning
  - Herhaling §3.3
  - Leerdoelen
  - Uitleg

Slide 2 - Slide

Welke grote godsdienst ontstond in de middeleeuwen?
A
Het Hindoeïsme
B
Het jodendom
C
Het christendom
D
De islam

Slide 3 - Quiz

De islam is ontstaan...
A
tussen 600 en 700 in het Byzantijnse Rijk
B
tussen 500 en 600 op het Arabisch schiereiland
C
tussen 600 en 700 op het Arabisch schiereiland
D
tussen 500 en 600 in de buurt van Istanboel

Slide 4 - Quiz

De islam is een van de drie belangrijkste wereldgodsdiensten.
Wie was de belangrijkste profeet van de islam?
A
Jezus
B
Mohammed
C
Christus
D
Kalief

Slide 5 - Quiz


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Eén keer in je leven naar Mekka gaan
B
Geloven in een god, Allah
C
Geld geven aan arme mensen
D
Vier keer per dag bidden

Slide 6 - Quiz

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen waarom de handel en de steden weer groeiden.

- Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen en twee functies van een gilde beschrijven.

- Je kunt uitleggen dat de burgers van middeleeuwse steden machtiger werden.

Slide 7 - Slide

Steden en handel
  • Tussen 500 en 1000 waren veel mensen in Europa boer.

  • Rond het jaar 1000 stegen de opbrengsten van de landbouw. Dat kwam doordat er meer grond geschikt gemaakt werd voor landbouw, bijv. bomen kappen.

  • De handel ontstond. Boeren gingen hun gewassen ruilen op markten. Deze ontstonden op kruispunten van wegen/ rivieren, bij kastelen en kloosters.

  • Handelaren en ambachtslieden gingen bij deze markten wonen > ontstaan van steden.

Slide 8 - Slide

Waterpoort. Deze poort wordt vooral gebruikt door mensen die via het water de stad willen bereiken. Deze poort is minder verdedigt en wordt in tijdens van nood gebarricadeerd met houten balken. 
Noorderpoort
De stadspoort aan het noorden van de stad. Belangrijkste poort, die afgesloten kan worden in tijden van aanval.
Zuiderpoort. De poort aan de zuidzijde van de stad. Is vooral toegankelijk voor voetgangers, minder voor karren. De poort kan afgesloten worden tijdens een aanval. 
Kathedraal
Deze grote kerk is de grootste kerk in de omgeving. De bisschop van het gebied zeteld hier dan ook. De stedelingen hebben lang, bijna 300 jaar gebouwd aan hun kerk. De kerk is het middelpunt van het sociale leven in de stad. Iedereen, arm en rijk, komt hier bijeen voor de diensten. 
Marktplein
Het centrale plein als het gaat om handel en middel van bestaan. Hier verdienen de meeste stedelingen hun brood... en kopen het. Op het plein staan kraampjes van boeren en om het plein de werkplaatsen van de ambachtslieden. 
Waterput
Het belangrijkste waterpunt in de stad. Hieruit kun je water halen voor al gebruik. 
Stadhuis
Hier zeteld het bestuur van de stad: de schout en schepenen. Maar de rechtbank en de cellen voor misdadigers vind je hier. Alles wat met betuur en rechtspraak te maken heeft onder een dak. 
Gasthuis.
Een soort kruising tussen een armneopvang en een ziekenhuis. Betaald door de rijken, gerund door de geestelijkheid en voor de armen. Zij kunnen hier hulp krijgen: voeding, onderdak, gezondheidszorg. 
Koopmanshuizen met grote binnentuin
De koopmanshuizen zijn veruit de grootste huizen in de stad. Vaak van duurder en doorzamer materiaal gemaakt (bv. steen). De koopmans-huizen fungeren vaak als pakhuis en (luxe) woonhuis. 
Vleesmarkt
Kleinere markt, waar vleesproducten werden veerkocht. De werkplaatsen van de vleeshouwers staan om de markt heen. 
Botermarkt
Kleine markt waar zuivelproducten werden verkocht. 
Vismarkt
Kleine markt waar vis door vissers werd verkocht.
Taks.
Een tolhuis. Aan iedere vreemdeling die de stad binnenkwam werd een bijdrage gevraagd
Smidstraat.
Hier hebben de smeden zich verzameld. Zij hebben hier hun werkplaatsen, met meestal hun huizen daaraan vast. 
Beestenmarkt
Kleine markt waarbij (meestal kleine) dieren werden verhandeld
Abdij / klooster
Binnen de stad ligt ook vaak een klooster. Hier leven monniken of nonnen hun eigen leven. Zij hebben wel vaak belangrijke publieke functies in de stad: leraar, verpoleegster, schrijver, etc.
Houtstraat
Aan deze straat wonen en werken ambastlieden die hout hun middel van bestaan hebben gemaakt. 
Binnenboeren
Dit zijn boeren die ook poorters zijn: zij zijn boeren binnen de stadsmuren. Vaak kleine bedrijfjes met maar weinig dieren. Maar zeer belangrijk in tijd van beleg, om de stad te beschermen voor uithongering
Rivier.
Belangrijke bron van water: drinkwater, waswater, bluswater, urinoir, etc.
Schavot
Publiekelijke schandplaats voor misdadigers. Meestal is het een standaard met een plank op een verhoging. Tussen die plank wordt iemand een bepaalde periode neergezet. Het staat niet fijn, maar het is vooral een plek waar iedereen je kan zien als misdadiger. 
Herberg
Een soort hotel/restaurant van de middeleeuwen. Het is een groot gebouw (meestal met stal), waar vreemdelingen kunnen overnachten, eten en rusten. Maar in de kamers kan natuurlijk meer...
Waag.
Hier worden goederen gewogen voor de verkoop. Omdat er maar een officieel punt van wegen is, is dat voor iedereen gelijk, 
Wisselbeurs
Bankgebouw, waar je verzekeringen kunt afsluiten. Je kunt er de wisselbrief inruilen. Je kunt er geld in bewaring geven. 

Slide 9 - Slide

Leven in de stad
In de stad woonden burgers. Dat waren vrije mensen. De burgers waren niet gebonden aan een heer, zoals horigen. 

In de stad waren vier sociale lagen:
• De eerste groep waren de rijke kooplieden en de meesters van een gilde. Zij bestuurden vaak de stad. 
• De tweede groep was een middengroep die bestond uit winkeliers en ambachtslieden
• De derde groep bestond uit mensen zonder vast werk. Zij waren vaak arm. 
• De vierde groep bestond uit oude of zieke mensen. Zij konden niet werken. Door te bedelen of met hulp van de kerk konden zij in leven blijven. 

Slide 10 - Slide

Lid worden van een gilde
  • In de stad werkten mensen met hetzelfde beroep samen in een gilde, bijvoorbeeld het schoenmakersgilde.
Leerlingen kregen daarvoor geen loon. Je werd betaald in kennis. 
 
 1. Leerling    2. Gezel (ambachtsman in dienst van een meester)   3. Meester 
  
  • Om meester te worden moest je een meesterproef doen.

Slide 11 - Slide

Functies van een gilde
  • In het gilde stelden de meesters samen regels op. Deze regels hadden twee functies:
1. Economische functie: De meesters maakten afspraken over de prijs en kwaliteit van de producten en zorgden er zo voor dat leden van een gilde niet met elkaar concurreerden.

2. Sociale functie: De leden van een gilde hadden afgesproken elkaar te steunen bij overlijden of ziekte.

Slide 12 - Slide

Stadsplattegrond van Utrecht uit 1612. In 1122 kreeg Utrecht stadsrechten en kort daarop werden stadswallen met een verdedigingsgracht om de stad aangelegd.

Slide 13 - Slide

Het bestuur van de stad
  • In het begin werden steden bestuurd door de heer van het gebied. 

  • Al snel kregen de steden stadsrechten van de heer.  Hierdoor kon de stad eigen wetten en regels maken. Bijv. een stadsmuur te bouwen.

  • Vaak zaten rijke mensen in het bestuur. Arme mensen hadden geen inspraak.

  • In ruil voor het stadsrecht betaalden de inwoners van de steden belasting aan de heer. Sommige steden werden door de handel heel rijk en machtig.

Slide 14 - Slide