KD Weerbaarheid 1

Keuzedeel weerbaarheid
Les 1
Persoonlijke en professionele weerbaarheid
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Keuzedeel weerbaarheid
Les 1
Persoonlijke en professionele weerbaarheid

Slide 1 - Slide

Wat versta jij onder persoonlijke weerbaarheid?

Slide 2 - Open question

Uitleg
Kennis en vaardigheden om negatieve ervaringen te voorkomen en te verwerken, jezelf te beschermen als dit desondanks niet lukt, en om te alarmeren als de situatie uit de hand loopt.

Slide 3 - Slide

Hoe kan jij je persoonlijke weerbaarheid vergroten/verbeteren?
A
Zelfkennis, mentale, fysieke, verbale vaardigheden
B
Empathisch vermogen, inlevingsvermogen, meelevend vermogen
C
Zelfkennis, inlevingsvermogen, verbale vaardigheden
D
Empathisch vermogen, fysieke vaardigheden, meelevend vermogen

Slide 4 - Quiz

Persoonlijke weerbaarheid vergroten
  • Zelfkennis - Je moet snappen hoe je in elkaar zit. Wat zijn jou normen en waarden, wat zijn je grenzen? 
  • Mentale vaardigheden - Je moet kunnen blijven nadenken in een lastige situatie
  • Verbale vaardigheden - Je moet jezelf goed kunnen verwoorden / kunnen uiten naar een ander
  • Fysieke vaardigheden - Je moet de drang om fysiek in te grijpen kunnen onderdrukken

Slide 5 - Slide

Wat versta jij onder professionele weerbaarheid?

Slide 6 - Open question

Uitleg
  • Op de juiste wijze reageren op een spannende situatie
  • Verantwoordelijk omgaan met macht en hier verstandige keuzes in maken
  • Verantwoordelijkheid nemen voor je persoonlijke weerbaarheid en je gedrag afstemmen op de groep
  • Conflictsituaties geweldloos willen oplossen 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Fysieke weerbaarheid
Fysiek = Je lichaam

Hoe sta je?
Wat doen je armen? Hoe staan je schouders? Wat doen je benen?
Ben je gezond? Ken je je eigen kracht?

Slide 9 - Slide

Mentale weerbaarheid
Alles wat je denkt, wat je denkt bepaalt wat je doet
                                            Iets doen = Gedrag
Gedrag kan veranderen door de omgeving of situatie

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Een jongen kan zich op school erg onzeker voelen, omdat hij niet zo goed kan leren. Diezelfde jongen kan op het voetbalveld heel zelfverzekerd zijn, omdat hij een heel goede voetballer is.

Slide 11 - Slide

Wat betekent dit voor zijn weerbaarheid?
A
Op school is hij weerbaarder dan op het voetbalveld
B
Op school en op het voetbalveld is hij even weerbaar
C
Op school is hij minder weerbaar dan op het voetbalveld

Slide 12 - Quiz

Waarom is zijn weerbaarheid op school minder groot dan op het voetbalveld?

Slide 13 - Open question

Morele weerbaarheid
Wat is eerlijk?
Wat is belangrijk?
Geweten = Dat wat jij goed of niet goed vindt
Opkomen voor je mening en standpunten

Slide 14 - Slide

In het leven zijn veel verleidingen. De één gaat de hele dag gamen, de ander gebruikt drugs, weer een ander sport erg veel. Vaak weten die mensen wel dat ze niet goed bezig zijn.

Slide 15 - Slide

Is er iets wat jij wel eens doet, waarvan je weet dat het niet goed voor je is? Wat denk je dan over jezelf?

Slide 16 - Open question

Waar wordt je op beoordeeld?
Het examen bestaat uit één opdracht:

  • Het voorbereiden van een weerbaarheidstraining van 4 lessen gericht op kinderen. Dit moet een voldoende zijn.
  • De beoordeling gebeurt op basis van één les. Bij voorkeur de derde of vierde les. 



Slide 17 - Slide