Veilig op stage herhaling hoofdstuk 7,8 en 9

Veilig op stage herhaling hoofdstuk 7,8 en 9
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Veilig op stagePraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Veilig op stage herhaling hoofdstuk 7,8 en 9

Slide 1 - Slide

Wat is geen handgereedschap?



A
hamer
B
zaag
C
zakmes
D
cirkelzaag

Slide 2 - Quiz

Wat doet een knip/ponsmachine?



A
knipt gaatjes
B
veilt hout
C
zaagt hout
D
doet niks

Slide 3 - Quiz

Waarom moet een vijl een stevige handvat hebben

A
Kan je hem goed vasthouden
B
Meer bescherming
C
Nutteloos
D
Is mooier

Slide 4 - Quiz

Waarom is het mes niet meer goed als die bot is?


A
Is deze erg scherp
B
Dan snijdt die wel
C
Dan snijdt deze niet goed meer.
D
Snijd altijd naar je lichaam toe.

Slide 5 - Quiz

Welke gevaren zitten bij elektrisch gereedschap


A
gehoorbeschadiging
B
vinger er af
C
bewegende delen
D
Hoofd stoten

Slide 6 - Quiz


Als er een kabel kapot is wat doe jij



A
Niet gebruiken
B
Wel gebruiken

Slide 7 - Quiz

Wat kan er mis gaan met accu-gereedschap?

A
Niet goed onderhouden
B
Gekeurd CE keurmerk
C
Periodiek keuren
D
Nederlandse handleiding

Slide 8 - Quiz

Waardoor is gereedschap met snijdende delen gevaarlijk?
A
Vaak minder goed beveiligd dan vaste machines.
B
Minder kans op snij- en schaafwonden.

Slide 9 - Quiz

Welke brand is een B-klasse brand?
A
Vaste stoffen
B
vloeistoffen
C
gassen

Slide 10 - Quiz

Wie mag een kleine brand blussen?
A
bhv-ers
B
alleen door de brandweer.
C
niemand, alleen 112 bellen
D
Mag je ook zelf als je weet wat je doet.

Slide 11 - Quiz

Waarom moet de deuren en de ramen dicht bij brand?

A
Tegen de tocht
B
Dan stopt de brand, geen zuurstof meer
C
Makkelijker om weg te rennen

Slide 12 - Quiz

Wat is evacueren?


A
Blijven staan waar je staat.
B
Doe de ramen en deuren dicht.
C
Snel (veilig) uit het gebouw en naar de verzamelplaats.

Slide 13 - Quiz

Vanaf welke leeftijd mag je met een kettingzaag werken



A
16
B
21
C
18
D
14

Slide 14 - Quiz

Waar gebruik je een tacker voor?


A
om te nieten
B
om dingen schoon te maken
C
Spijkers in het hout slaan

Slide 15 - Quiz

Mag je in een vochtig ruimte werken met elektrische gereedschappen?


A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz


Moet je met een boormachine handschoenen aan?



A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Wat is een brand in klasse C?
A
Gasbrand
B
Vuurwerkbrand
C
Metaalbrand

Slide 18 - Quiz

Wie moet je bellen als er brand is?
A
Je oma
B
113
C
112
D
Je vrienden om het te laten zien.

Slide 19 - Quiz

Wat is een brand in de d-klasse?

A
Mensen die branden
B
Metalen die branden
C
Gassen die branden
D
vaste stoffen die branden

Slide 20 - Quiz

Met welke afkorting wordt zuurstof aangegeven?
A
D
B
G
C
O
D
Z

Slide 21 - Quiz

Wat zit er in schildersverf waar je ziek van kunt worden?
A
Zink
B
Terpentinedamp
C
Loodwit

Slide 22 - Quiz

Welke zinnen geven aan wat er gevaarlijk is?
A
H-zinnen, geven gevaren aan
B
P-zinnen, geven veiligheidsmaatregelen aan.

Slide 23 - Quiz

Waar staan P-zinnen voor?
A
geven gevaren aan
B
geven veiligheidsmaatregelen aan.

Slide 24 - Quiz

Wat staat er op het etiket van Ammoniak H-zin?

A
Giftig bij inademen
B
Schadelijk bij inslikken.
C
Inademen van stof/rook/gas/nevel/damp/ spuitnevel vermijden

Slide 25 - Quiz

Of je ziek wordt van een gevaarlijke stoffen hangt af van verschillende dingen. Wat hoort er NIET bij?
A
Hoe gemakkelijk je de stof binnen kunt krijgen.
B
Hoe giftig een stof is.
C
Je wordt altijd ziek van een gevaarlijke stof
D
In lucht kan gevaarlijke damp zitten.

Slide 26 - Quiz

Wat betekent het als je acute vergiftiging krijgt?
A
Je krijgt er meteen last van.
B
Je krijgt er later last van.

Slide 27 - Quiz

Milieu-gevaarlijk
explosief
ontvlambaar
schadelijk, irriterend, sensibiliserend (over gevoelig)

Slide 28 - Drag question

Kan zich mengen met lucht en dan adem je het in. 
Kunnen via je huid in je lichaam komen. 
Om je ogen uit te spoelen gebruik je een oogdouche. 
Gevaarlijke stoffen kunnen via wondjes in je bloed komen. 
damp
vloeistoffen
Vloeistof in je ogen?
Wondjes?

Slide 29 - Drag question

Welke veiligheid hoort
NIET bij een lintzaag?
A
Houd je vingers bij elkaar (gesloten)
B
gebruik een duwhoutje voor het laatste stukje zagen
C
Open de beschermkast als je bezig bent met je werk
D
zet de afzuiger aan voor je de zaag aanzet.

Slide 30 - Quiz