Used to

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Our aim for today!

You are able to use: Used to

USED TO

We gebruiken used to om te praten over iets wat vroeger zo was, maar nu niet meer.

De formule hiervoor is: subject + used to + Verb

• John and Vicky used to be married.
• I used to have two dogs.
• She used to live in London.
• When I was 6 years old I used to swim twice a week.

00:44

Wat deed hij voorheen niet?

1. Zich verzorgen
2. Zich netjes kleden

00:55

Wat deed zij voorheen?

1. Ze ging op hele lange werkreizen
2. Ze ging heel lang werken

01:55

Waarvoor ging ze voorheen naar London?

1. Om bubble tea te drinken.
2. Voor leuke dingen zoals concerten.

Used to - bevestigende zin (+)

- verwijzen naar gewoontes of een situatie in het verleden tijd.

I

you

he/she/it                                            Used to + hele WW(verb)

we

they

Schrijf wat vroeger wel zo was en nu niet meer

Used to - ontkennende zin (-)

Gebruik je als je praat over iets in het verleden wat niet zo was.

!! let op, use to zonder D. VT word al aangegeven met DID.

I

you

he/she/it                                    did not + use to + hele WW(verb)

we                                                 

they

Schrijf wat vroeger niet zo was en nu wel

Used to - vragende zin (?)

Gebruik je als je vraagt naar iets wat vroeger zo was.

!! let op, use to zonder D. VT word al aangegeven met DID.

Did + Pronoun + Use to + Hele WW(verb)

Did you use to have a guitar?

'Used to' wordt gebruikt bij gebeurtenissen in de ...

1. verleden tijd
2. tegenwoordige tijd
3. toekomstige tijd

He

used to

but he quit

play for Chelsea

Wat is de juiste bevestigende+ vorm?

1. ben used to work at aldi.
2. Ben work used to at Aldi.
3. Ben used to work at Aldi.

Wat is de juiste ontkennende(-) vorm?

1. I didn't use to like running.
2. I did not used to like running.
3. Did I use to like running?

Wat is de juiste vragende(?) vorm?

1. You did use to sleepwalk at night?
2. Did you use to sleepwalk at night?
3. Did you used to sleepwalk at night?

Add: used to
+ (positive)
I / to have / a dog / .

add: used to
- (negative)
She / to be / good at drawing / .

add: used to
? (question)
she / to wear / makeup / ?

add: used to
+ (positive)
He / to play / football / .

Classwork!

Open je boek of je laptop op methode ALL Right.

Unit 3 Reading, opdracht 7 en 8

Heb je dit klaar dan heb je nog extra opdracht.